Indipendenza geeft om de maand aandacht aan bijzondere literatuur die in het Nederlandse taalgebied is uitgegeven. Deze keer: De schittering van woorden van Zinaida Hippius (Prive-Domein, 1984).
1 juni 2021 / 2091 woorden / 15,8 minuten leestijd / thema’s: rusland, politiek, burgeroorlog, revolutie
Zinaida Hippius… er zal vermoedelijk niet meteen een (literair) belletje gaan rinkelen. Zinaida Hippius was ooggetuige van een vreemde en chaotische periode in de Russische geschiedenis, zoals wel meer schrijvers in Rusland natuurlijk. De Eerste Wereldoorlog, de invloed van Raspoetin aan het hof, de burgeroorlog, de Voorlopige Regering en dan uiteindelijk Lenins bolsjewistische revolutie: ze zag het allemaal als tijdgenoot. En schreef erover in prima te lezen notities.
Zinaida volgde de keuzes van de hoofdrolspelers met veel gevoel voor politiek inzicht. Genadeloos legt ze telkens de vinger op de zere plek – hoewel het volgens mij moeilijker is om iets te bereiken in een turbulente periode dan zij soms schetst. Als je de periode van 1914 – 1918 in Rusland uit elkaar vouwt, zoals in haar notities gebeurt, zie je de karakters, de momenten, de chaos. Kortom: het verhaal áchter de geschiedenisboeken.
Hoe oorlog een leven tekent
Ze was een schrijfster in hart en nieren. Al op jonge leeftijd begon ze met gedichten schrijven. Ze schreef veel, toneelstukken, gedichten, boeken. Ze was een bekende literaire critica in haar tijd. Na een tijd in Polen en Frankrijk te hebben gewoond, keerden ze in 1917 terug naar Rusland, maakte een revolutiejaar mee, om in 1919 weer te vertrekken.
Ook al bevonden Zinaida en haar man schrijver Dmitri Merezjkovski zich in literaire en culturele kringen, ze leden net als elke Rus zwaar onder de oorlog, de revolutie en de burgeroorlog. Soms lees je een paar zinnen over spullen die ze moeten verkopen, eten dat nauwelijks verkrijgbaar is, soldaten die binnenvallen, angst om gearresteerd te worden door de geheime dienst, liquidaties die plaatsvonden.
Ze waren redelijk links in hun tijd – maar eerder tegen de tsaar dan vóór de communisten. Ze was in elk geval fel tegen de bolsjewieken, die ze maar een groot misverstand vond.
Ben je zoals Zinaida Hippius tijdgenoot van zulke momenten in de geschiedenis, dan moet alles aanvoelen als een soort sombere orkaan, waarbij de krant van een week geleden al enorm oud nieuws lijkt. Wat je dan nodig hebt, is de menselijke maat. Een analyse om het allemaal een plek te geven. En daar heb je schrijvers voor nodig, zoals Zinaida Hippius. Met andere woorden: dankzij schrijvers kun je de feiten van de geschiedenis beter voelen.
Ze was een symbolisch dichter maar het zijn haar dagboekaantekeningen van deze periode die nu nog het meest gelezen worden. Dat kwam ook omdat zij en Dimitri veel omgingen met beroemde schrijvers en dichters, zoals Alexander Blok, Valeri Rozanov en Andrej Bjelyi. Aan de andere kant was ze bij alles aanwezig, als een soort live bloggende schrijver.
Via die notities krijg je een goed beeld van haar. Ze was een intellectueel en kritisch persoon, uitgesproken en behoorlijk fanatiek. Tot diep in de nacht scherp discussiëren over politiek en kunst moet de normaalste zaak van de wereld zijn geweest voor haar.
Ze hadden veel vrienden maar ik vraag me af of het allemaal wel vrienden waren, of eerder kennissen. Nina Berberova beschreef haar bijvoorbeeld als volgt:
‘In Zinaida was veel aanwezig wat ook in Gertrude Stein aanwezig was: dezelfde neiging om ruzie te maken met mensen en daarna op een of andere wijze weer vrede met hen te sluiten.’
Ze kenden ook veel politici. Waaronder Kerenskij, leider van de Voorlopige Regering. Ze beschreef ook de daden van Raspoetin (deels uit roddels, deels uit kranten) en schetst de ministers van de mensjewieken die komen en gaan en niet in staat zijn om samen te werken tegen de bolsjewieken.
Het is een aanrader om het nawoord van Mieke en Mouring Lindenburg te lezen en zo meer te leren over het leven van Zinaida, die zich een man in een vrouwenlichaam voelde (dat element lees je trouwens niet in de notities).
Vanaf hier kunnen we beter Zinaida zelf aan het woord laten. Bij de quotes staan links naar Wikipediapagina’s over de betreffende personen en onderwerpen.
Over de tsaar en de tsarina
‘Die schim wás ook moeilijk te onderscheiden. Daardoor was het ook moeilijk ervan te houden. Daarom heeft iedereen hem met zo’n verbazingwekkend gemak in de steek gelaten zodra de verklaring was afgekomen dat er ‘geen tsaar meer was’. Er was geen tsaar meer en men liet Nikolaj Romanov links liggen alsof het om een lege plek ging.’
‘Maar de tsaritsa was een materialiste. Op het gebied dat zij ‘religieus’ en ‘geestelijk’ noemde, had ze iets tastbaars, lichamelijks en menselijks nodig. Zij kon niet buiten Raspoetin: zonder hem had ze geen vaste grond onder haar voeten, zag ze geen kans al haar bevattelijke, aardse zaken te regelen. Daarvoor had zij steeds Gods sanctie nodig: hoorbaar in woorden vertolkt.’
Over Raspoetin
‘Iedereen die over Raspoetin heeft geschreven, zijn vijanden incluis, hebben erop gewezen dat hij zo’n opmerkelijk verstand, zo’n ongewoon scherpe blik enzovoort had. Ik houd echter staande dat hij een doodgewone, onbetekenende boer van dertien in dozijn was. Het enige opmerkelijk aan hem was om zo te zeggen zijn plaats in ruimte en tijd, zijn rol – maar hij zelf niet. En juist doordat hij zo’n doorsneemannetje krijgen de gebeurtenissen op de een of andere manier een nog verschrikkelijker aanzien…’
‘Ondanks het feit dat hij zich voortdurend met politiek bezighield – men zou kunnen zeggen dat hij die maakte – hield Raspoetin zich er in feite eigenlijk niet mee bezig: hij had geen flauw benul van politiek en hield er ook totaal geen politieke doeleinden op na, helemaal niets in die richting, zelfs niet de allerprimitiefste, zoals bijvoorbeeld van de tsaritsa.’
Raspoetin is zelfs niet eens ‘eerzuchtig’: dat is voor hem een veel te subtiel begrip. Als je zou willen proberen in zijn eigen woorden uit te drukken wat Raspoetin nu eigenlijk wilde, dan zou dat zoiets als dit opleveren: “Ik wou dat ik in alle vrijheid kon leven, tja, en ik moet natuurlijk ook in aanzien staan; ik wou dat niemand me kon dwarsbomen en dat ik kon doen wat ik wilde. En laat anderen maar groen en geel van jaloezie worden als ze naar me kijken.’
Over de Voorlopige Regering en Kerenskij
‘Het is merkwaardig dat de regering tot nog toe geen enkel decreet heeft laten drukken, geen enkele verklaring kan afleggen en eigenlijk helemaal niets kan beginnen: alle drukkerijen zijn in handen van het Arbeiderscomité en de zetters weigeren ook maar iets te drukken dat niet door dit comité is goedgekeurd. En dat keurt niets goed. Het is onduidelijk wat er nu eigenlijk gebeurt. Morgen komt er geen enkele krant uit.’
‘Kerenskij is nu de enige die op geen van de ‘wijde oevers’ zit, maar uitsluitend daar waar iedereen zou horen te staan: achter de Russische revolutie. Als enige. Alleen. Maar dat is verschrikkelijk, dat hij alleen staat.’
‘Hij [Kerenskij] zal er alleen al niet toe in staat zijn omdat ook hij – ook al beseft hij wat er op het spel staat – diezelfde ingewortelde afkeer van elke vorm van gezag koestert, van de formele, gewelddadige kanten ervan. Hij zal er niet toe in staat zijn. Hij zal ervoor terug schrikken. Hij is bang.’
Over de revolutie en de burgeroorlog daarna
- De Februarirevolutie van 1917
- De Oktoberrevolutie van 1917
- De Russische burgeroorlog van 1917 – 1922
‘Kortom, er is een ‘maatschappelijke omwenteling’ op komst, de duisterste idiootste en smerigste die je ooit in de geschiedenis zult tegenkomen. En je moet er van uur tot uur op bedacht zijn. Alles is immers als volgens een vooropgezet plan verlopen. Het op een na laatste bedrijf zette in met het gekrijs van Kerenskij op 26 en 27 augustus; ik vind dat het bedrijf nog lang heeft geduurd – twee maanden! Maar nu gaan we zonder pauze tot het laatste bedrijf over. Het leven weet zijn tragedies wel erg te rekken. Het is nog niet bekend wanneer wij de epiloog zullen bereiken.’
‘Een pond thee kost 1200 roebel. We drinken allang geen thee meer. We drogen schijfjes wortel of biet: wat we maar te pakken kunnen krijgen. En dat laten we trekken. Het smaakt redelijk.’
‘Boter kost al bijna duizend roebel per pond. Met de andere levensmiddelen gaat het al net zo. We hebben bijna niets meer. Er is nergens meer iets te krijgen. Ze hebben order gegeven dat alle fabrieken moeten worden gesloten. De apotheken zijn leeg. Er is geen enkel medicijn meer te krijgen.’
‘De bolsjewieken zetten zich weer met hart en ziel voor hun ‘wereldrevolutie’ in. Ze kunnen er zo lang ze bestaan, ook niet mee ophouden, ze móéten wel met alle middelen die hun ten dienste staan aan de realisering van die revolutie blijven werken. Dat is nu juist de zin van en de voorwaarde tot hun bestaan. Een land dat met hen vredesonderhandelingen voert en als voorwaarden stelt: ‘Ophouden met die propaganda’ is gewoon gek.’
Over andere schrijvers
‘De nieuwsgierige Rozanov verveelde zich er soms; hij verstond niet de kunst aan het algemene gesprek, hij was alleen in staat – met wie dan ook – een vertrouwelijk gesprek te voeren: maar met Sologoeb word je nooit vertrouwelijk. En vrouwen (met hen lukte hem dat het best) kwamen er, afgezien van Djagiljevs befaamde Njanja, niet op de woensdagen – ik weet het niet meer, maar ik geloof niet dat er daar één vrouw verscheen.’
‘Deze verslagen moesten eerst nauwkeurig doorgekeken worden en Rozanov moest van te voren met het oog op de censuur worden verbeterd, want hij had er geen flauw idee van wat wel en wat niet toegestaan was. De censor van de geestelijkheid las immers alles, tot de gedichten van Sologoeb en Blok toe (de laatste publiceerde bij ons zijn eerste gedichten en ook vaak recensies).’
‘Hij [Blok] en Andrej Bjelyj zijn eenvoudig ‘verdoolde kinderen’ die nergens wat van begrijpen, volslagen a-politiek. Maar er zijn tijden dat je je niet aan je verantwoordelijkheid mag ontrekken, dat het ieders plicht is mens te zijn. En ik heb ‘alle bruggen tussen ons afgebroken’, hoe pijnlijk dat ook mag zijn. Blok en Bjelyj een ‘schuldeloze ziel’ hebben: nooit zal ik ’t hun vergeven. (…) Toch is de opmerkelijkste dichter en schrijver, Sologoeb, wel ‘mens’ gebleven. Hij heeft zich niet bij de bolsjewieken aangesloten. En dat zal hij niet doen ook. Dat maakt het leven er voor hem niet vrolijker op.’
‘Op een bepaalde poëzie-avond met een liefdadig doel besloot hij [ Minskij ] een gedicht voor te dragen dat hij al in Rusland had geschreven – naar alle waarschijnlijkheid in de tijd dat hij zijn best deed zich bij Lenins krant te handhaven – en dat hij gedeeltelijk ook zomaar, in een heldhaftige opwelling had geschreven. Zelfs alleen als gedicht was het rommel. De eerste regel luidde: ‘Proletariërs alle lande, verenigt u.’ Enzovoort, volgens een afgesabbeld patroon, in een dansend ritme waar wij spottende grappen over maakten. Hij bleef onverstoorbaar. Maar toen hij het in het openbaar voordroeg lokte hij daarmee een enorme rel uit. (…) iemand achterin de zaal schreeuwde: ‘Mijnheer, we slaan u in elkaar!’
En dan deze prachtige zinnen tot slot:
‘Het doet er niet toe. Het doet er niet toe. Je kunt het verleden niet ongedaan maken. Niet om het te veroordelen, niet om er wraak op te nemen, moeten we het ons steeds blijven herinneren, het leren begrijpen, het steeds in gedachten houden. In het verleden gaat het heden, maar wat nog belangrijker is, de toekomst schuil. Het is een sprookje dat nog vaak verteld zal worden…’