Longreads over cultuur - elke maand een nieuwe longread
Jean de la Ville de Mirmont: portret van zelfspot

Jean de la Ville de Mirmont: portret van zelfspot

Indipendenza geeft om de maand aandacht aan bijzondere literatuur die in het Nederlandse taalgebied is uitgegeven. Deze keer: De zondagen van Jean Dézert van Jean de la Ville de Mirmont (Uitgeverij Oevers, Zaandam 2020).

1 oktober 2021 / 1262 woorden / 9 minuten leestijd / thema’s: Parijs, relaties, verveling, zelfspot, Eerste Wereldoorlog / Foto header via Wikimedia Commons

Wat een machtig mooie naam, was het eerste wat ik dacht toen ik per ongeluk dit boek vond: Jean de la Ville de Mirmont. Wie is dat? Waarom geeft een Nederlandse uitgever het uit? Ik bestelde het meteen.

Geen wonder, blijkt uit het nawoord van Mirjam de Veth. Jean de la Ville de Mirmont was nog jong toen hij stierf in de Eerste Wereldoorlog. Nog niet gerijpt als schrijver. Hij had een dichtbundel gepubliceerd, een roman geschreven, was begonnen aan een volgende. Ondertussen had hij ook rechten gestudeerd en werd ambtenaar. ‘Jean is te netjes om zich echt in het woeste kunstenaarsleven te storten.’

Dit boek is in Frankrijk al in 1914 uitgegeven, en daarna nogmaals in 1994, 1998 en 2011. Schrijver Francois Mauriac, die bevriend was met Jean de la Ville, schreef in 1914 al een analyse van het boek. Wakefield Press vertaalde het boek in 2019 naar het Engels en zo kwam het ook weer terecht in Nederland.

Drie zondagen in laconieke taal

Eind 1912 kwam bij hem het idee op voor deze roman: De Zondagen van Jean Dézert. Het boek schetst drie zondagen. Jean Dézert, ambtenaar en parttime schrijver/dichter, die rondkuiert, zichzelf probeert te vermaken, en in een dierentuin spring-in-het-veld Elvire ontmoet.

‘Dat kind gooit al mijn vaste ideeën overhoop’, zegt Jean Dézert als hij zijn pijp weer aansteekt.

Jean Dézert en Elvira vermaken zich samen, denken aan trouwen maar zij ziet er toch plotseling van af. Dézert belandt in een depressie en neemt een radicale beslissing.

Veel van Jean Dézert komt uit het leven van de echte Jean. Hij kwam uit de omgeving van Bordeaux en woonde in Parijs, waar het barre weer hem niet meeviel. De regen klatert ook flink in dit boek. Daarnaast is hij ambtenaar; op zoek naar liefde; woonachtig in de Rue du Bac – allemaal net zoals Jean Dézert.

‘Het is maar een bui’, zei Elvire, ‘dat is goed voor de planten.’

Een typische opmerking van Jean Dézert:

‘Maar vraag van mij geen mening; van schrijvers ben ik niet veel wijzer geworden.’

‘Ik hoef het zelfs niet eens te verzinnen,’ schrijft Jean de la Ville in een brief over wat Jean Dézert allemaal overkomt.

Heruitgave en herontdekking

De uitgave van de vertaling het boek vorig jaar in augustus ging niet onopgemerkt voorbij – wat best frappant is voor zo’n onbekend boek van een onbekende schrijver. Recensies in NRC, Trouw, Parool, de Volkskrant. En vrijwel alle recensenten waren positief over het boek. Ik deel die mening.

Ondanks zijn bondigheid (90 bladzijden) biedt het boek uit 1914 toch heel veel. Zoals de eenvoudige en nuchtere schrijfstijl die Jean de la Ville soms aan onverwachte, fantasierijke passages paart. Een stuk over een stenoboek waarbij letters ontbreken, doet meteen denken aan Georges Perec.

‘Het lijkt doodsimpel, maar er komt geen enkele o,u of a in voor. En toch is het goed geschreven.’

Reclamekoppen in proza zouden verschillende schrijvers later ook toepassen. En de (vermakelijke) dialogen en het besluiteloze bestaan van Jean Dézert doen weer denken aan het verhaal van Valentin Bru in Raymond Queneaus De Zondag des levens.

‘Ik heb me met haar verloofd omdat ik zag dat zij het zo leuk vond.’

Op het matglas van de deur staat: CHENEDOÎT. Koffie, melk, chocolade, eieren elk uur van de dag. Dagschotel.

‘Ga met me mee’, zei ze, ‘ik woon hier vlakbij.
‘Dat kan ik niet doen’, antwoordde hij, ‘dat is niet opgenomen in mijn schema.’

Daarnaast is het boek strak opgebouwd (drie heldere delen rondom drie zondagen in een jaar tijd) en schetst thema’s als verveling en besluiteloosheid ver voordat een andere roman dat zou doen. Dat is waarom veel critici zeggen dat de roman oogt als een ‘moderne roman’, die pas na de Tweede Wereldoorlog wat gewoner zou worden.

De stijl van de subjectieve verteller past daar ook goed bij:

‘Het is een mot’, zei Jean Dézert. (We hebben al gezien dat hij geen fantasie bezit.)

O, Jean Dézert, hoeveel uren heb je niet gesleten al turend naar een kale muur tegenover je!

Radio-uitzending van 1995 van France Culture. Expert Michel Suffran vertelt over het leven van Jean de la Ville de Mirmont.

Terwijl de beste kwaliteit van het boek misschien wel de zelfspot is. ‘Jean de la Ville observeert zichzelf meedogenloos wanneer hij zijn dorre, fantasieloze held neerzet’, schrijft Mirjam de Veth. ‘Hij is niemand omdat hij iedereen is.’

Een kleurloze en besluiteloze ambtenaar, dat is het karakter dat Jean de la Ville bespot in dit boekje. Ambities heeft hij niet, en fantasie is er alleen op zondag.

Maar Jean Dézert heeft zich vooral een belangrijke kunst eigen gemaakt: hij kan wachten. De hele week wacht hij tot het zondag is.

Hang naar avontuur

Hij was alleen ambtenaar geworden om een zorgeloos bestaan te hebben, zegt hij zelf, maar zijn hang naar avontuur was ook duidelijk aanwezig.

Uit brieven blijkt dat hij de scheepvaart heel interessant vond, ook het soldatenleven (hij moest in 1906 in dienst), en eigenlijk alles waar avontuur uitsprak. Hij werd ambtenaar. De letterkundige Michel Suffran zei over Jean de la Ville: ‘Hij bezit het vreemde vermogen om steeds tegen zijn talent in te gaan.’

Misschien dat het daarom ook niet hoeft te verbazen dat hij de ‘kans’ van de Eerste Wereldoorlog aangreep om zich vrijwillig aan te melden voor dienst. ‘Ik heb bij voorbaat met alle plezier mijn leven hypothetisch geofferd.’ Hij wordt zelfs afgekeurd maar toch wil hij. En gaat. En sterft: binnen twee maanden nadat hij naar het front is gegaan, op 28 november 1914.

De Veth schrijft in haar nawoord dat het verbazend is dat iemand met zoveel oog voor het absurde en het ironische zich zo liet opzwepen door de patriottische propaganda. Dat is ook wel merkwaardig. Maar een mens is nu eenmaal een vat vol tegenstrijdigheden. Al met al was hij nog niet eens 28 jaar toen hij stierf. Misschien dat hij nog net in de ban was van een soort onbezonnenheid, die hem, als hij tien jaar ouder zou zijn geweest, niet meer parten zou hebben gespeeld.

Het blijft gissen waarom hij niet dacht: laat mij maar gewoon schrijven, dat kan ik goed. Zelfs een baan in het leger op de achtergrond was beter geweest dan waar hij uiteindelijk terechtkwam. Dat geeft het laatste deel van Jean Dézert – dat ineens behoorlijk duister is – een andere lading.

Toch geeft de gelatenheid van Jean Dézert misschien ook al wat weg van de geestelijke gesteldheid van zijn verzinnende alter ego. Zoals blijkt uit dit mooie stukje:

Ja, Jean Dézert is een gelaten man. Hij heeft – zonder veel haast te maken – zijn domein geïnspecteerd en iedere illusie verloren over de omvang van zijn tuin, de weelderigheid van zijn bosschages en de schilderachtigheid van zijn vergezichten. Hij schikt zich in zijn lot, en als hij het moe is kringetjes in de vijver te spuwen om zich te verstrooien, wandelt hij met de handen in de zakken langs de bloemperken, zonder zich ergens druk over te maken en zonder kwade gedachten.

Meer lezen of kijken