Indipendenza geeft om de maand aandacht aan bijzondere literatuur die in het Nederlandse taalgebied is uitgegeven. Deze keer: Het roze van Tiepolo van Roberto Calasso (Wereldbibliotheek, 2010).
1 december 2020 / 1536 woorden / 11,8 minuten leestijd / thema’s: kunst, intellectualisme, Tiepolo / Eerder in iets andere vorm gepubliceerd in Jegens & Tevens
Roberto Calasso is de prototype van een oldfashioned intellectueel. Dat had hij niet van een vreemde. Zijn grootvader was een universiteitsdocent Filosofie en directeur van een uitgeverij, zijn vader docent Recht, zijn moeder vertaalde Hölderlin en Pindarus, zijn oom was minister van Onderwijs. De familiediscussies tijdens Kerstmaaltijden zullen wel wat anders zijn geweest dan bij de meeste gezinnen.
Calasso spreekt zijn talen (Frans, Engels, Spaans, Duits) en leest zonder problemen Latijn, Grieks en Sanskriet. Hij is erg thuis in de Griekse mythologie, religie en esoterie. Calasso koos – misschien wel logisch met deze brede kennis – voor een loopbaan bij een uitgeverij: Adelphi Edizioni. Hij is er intussen ook de directeur van. In dit Italiaanstalige interview vertelt hij over zijn intussen vijftig jaar die hij bij deze uitgeverij werkte.
Hij gaf niet alleen boeken uit, hij schreef ze ook. Sinds 1983 schreef hij een boek of vijftien met essays over cultuur. Zijn bekendste (en meest toegankelijke) boek is Le nozze di Cadmo e Armonia uit 1988. Vertaald in het Engels als The Marriage of Cadmus and Harmony; in het Nederlands als De bruiloft van Cadmus en Harmonia.
Vermommen van essays als biografie over Tiepolo
Zijn stijl: het vermommen van essays als biografieën. K. (over Kafka, 2002), La folie Baudelaire (Baudelaire, 2008), La Rovina di Kasch (de politicus Talleyrand, 1983) en dus Il rosa Tiepolo over de schilder Giovanni Tiepolo (2006). Ze gebruiken de persoon als excuus om meer te vertellen over kunst en cultuur.
Il rosa Tiepolo gaat wel over Tiepolo maar vooral over hem in verhouding tot geschiedenis, kunst en filosofie. Calasso vindt dat veel interessanter dan een paar triviale gebeurtenissen uit iemands leven. Daardoor is het boek dunner dan veel biografieën zijn en is het intellectueel ook stimulerender.
Calasso is een man met grote intellectuele rijkdom, dat proef je al na een paar bladzijden. Zijn kennis van geschiedenis en cultuur is enorm. Geen intellectuele poseur: de dingen die hij noemt, zijn functioneel. Dit is een boek waar je veel van kunt leren.
De schrijfstijl is vermoedelijk anders dan je gewend bent. Grapjes en eigen ervaringen zoals bij Het wonder werkt kom je niet tegen. Ook geen structuur zoals je vaak leest bij essays (denk aan begin met opmerkelijke anekdote – reportage-observaties met hier en daar interviews en feiten – een conclusie waarbij de cirkel van het begin wordt rondgemaakt). En dat in een bladzijde of tien.
Een lange intellectuele treinrit
Calasso heeft om te beginnen maar drie hoofdstukken. Vaak denk je: ik begin met dit hoofdstuk en dan leg ik het even opzij bij hoofdstuk 2. Thee halen, toilet bezoeken, gapen, je uitrekken. Bij Calasso moet je 91 pagina’s doorploegen voor je daar bent.
Daarnaast gebruikt Calasso flinke lappen tekst om zijn eigen intense, intellectuele sporen te volgen. Het doet denken aan een lange intellectuele treinrit: in het begin moet je erg wennen, maar op zeker moment raakt je gewend en zelfs een beetje verslaafd aan de kadans. Je volgt de redereringen van Calasso steeds beter. Treffend is de recensie van Vrij Nederland op de flap van het boek: ‘De lezer die het geduld kan opbrengen Calasso op zijn grillige tocht te volgen wordt doorvoor ruimschoots beloond.’
Waar veel essaybundels enthousiast en laagdrempelig proberen de lezer in het boek te betrekken, doet Calasso eerder het tegenovergestelde: iedereen met halve interesse de deur uit jagen. Volledige interesse vereist zijn aanpak: half lezen is er niet bij. De eerste 30 – 50 bladzijden moet je je best doen om niet op te geven. Geen toegankelijke anekdotes over de persoon Tiepolo, wel veel historische en filosofische context.
Calasso verwacht voorkennis van de lezers. De verwijzingen naar kunstenaars en culturele geschiedenis zijn talrijk. Als je aan Calasso begint, hoef je niet een hap-slik-weg-intellectueel boek vol anekdotes te verwachten, zoals je redelijk veel ziet in de boekhandel. Het is eerder een denkend en pratend onderzoek naar ‘de essentie’, ‘de waarheid’.
Inzichten strooien als pepernoten
Het betaalt zich uit, daarin geef ik de recensent van Vrij Nederland gelijk. Calasso bewaart zijn inzichten niet als rijpe appels voor de uitsmijter van een paragraaf. Hij strooit ze links en rechts, als pepernoten, hoe ze maar uitkomen. Dat komt vermoedelijk ook wel door de originele taal, het Italiaans, die zich goed leent voor een dergelijke stijl.
‘Dat is het teken dat we (…) dat merkwaardige raadsels van Tiepolo naderden: waarom krijgen zijn figuren, zodra ze door zijn hand worden aangeraakt, dat theatrale karakter? En wat betekent dat eigenlijk, theatraal zijn? Het is alsof zich, nog voordat Tiepolo begint te schilderen, een merkwaardig proces heeft voltrokken waardoor alles wat leeft, wordt gelijkgeschakeld – of het nu allegorische of historische personages zijn, anonieme figuranten of goddelijke wezens – waarna alles onmiddellijk wordt verplaatst naar een podium dat nooit wordt gedefinieerd of toegelicht, maar dat de toeschouwer meteen als zodanig herkent.’
‘[Tiepolo] werpt geen licht op het verleden en opent evenmin een toekomstperspectief. Hij is geen moderne vóór de modernen, volgens de formule die – heel banaal – op Goya zal worden toegepast. Hij is evenmin archaïserend (…). Tiepolo is een extreem voorbeeld van taoïstische onthechtheid in de kunst. Een kwaliteit die vóór hem ondenkbaar was en later nooit meer is bereikt. Dat hij een eeuw lang terzijde is geschoven, dat sommige van zijn doeken opgerold in depots lagen, kwam alleen doordat de Geschiedenis hem terecht beschouwde als een sta-in-de-weg (…).’
‘Tiepolo’/s ‘vrijmoedige penseelstreek’, die Algarotti al verbluffend vond, ging gepaard aan een vrijmoedige denktrant die makkelijk had kunnen doorslaan naar schaamteloosheid.’
Het aardige van het boek is dat Calasso het opneemt voor een underdog in de kunstgeschiedenis. Gianbattista Tiepolo was geen renaissancekunstenaar zoals zijn voorganger Veronese. Hij leefde in de negentiende-eeuwse en schilderde waar vraag naar was. En in hoog tempo. Daarmee werd hij de favoriete kunstenaar van koningen en bisschoppen. Je komt zijn werken ook vaak tegen in kerken in Venetië. Zijn werken in het slot van Wurzburg zijn beroemd.
Zoals Calasso het beschrijft:
‘Tiepolo is de nagel aan de doodskist van de biograaf. Hij trekt van villa naar palazzi en kerken, al naar gelang de wensen van zijn opdrachtgevers. Bij geen enkele gelegenheid geeft hij blijk van het syndroom van de kunstenaar. Van zijn hemeurige, sombere en euforische momenten weten we niets. Zijn leven lijkt op dat van een advocaat die, om belangsteling te wekken, alleen een reeks gewonnen of verloren zaken kan opsommen.’
Artistiek gram halen
Met zijn mysterieuze Capricci en Scherzi haalde hij zijn artistieke gram. Zeker de helft van dit boek gaat over die duistere tekeningen. Dat stuk – waarbij Calasso scherp uitlegt wat er bijzonder aan is – vond ik verreweg het meest interessante deel van het boek.
‘Tiepolo streefde er niet naar op een of andere manier origineel te zijn. De honden (hazewindhonden of schoothondjes) die zijn werk bevolken komen van Veronese. En dat geldt ook voor zijn scheve boomstammen.’
‘Het enige personage waar Tiepolo nooit mee uit de voeten kon, was Jezus. Die was intussen al veel te ver getransformeerd tot een zoetsappige heilige (…). En Tiepolo was geen man om zich tegen de loop van de tijd te verzetten.’
‘Misschien is het niet raadzaam om Tiepolo’s psyche te peilen (…). Ook omdat dat vergeefs zou zijn. De man die geen brief kon schrijven zonder zich uit te putten in nederigheidsbetuigingen, eerbewijzen, verontschuldigen, verklaringen van trouw, dankbaarheid, eerbied en respect die veel verder gingen dan hoffelijkheid vereiste, die voortdurend over grammatica en zinsbouw struikelde, was dezelfde die de koperplaten van de Scherzi, net als de hemelen en de continenten in Würzburg, had bezaaid met lachwekkende, vernijnige details, vanuit een soeverein besef van onschendbaarheid en zorgeloze schaamteloosheid.’
‘Zoals zijn ster was gerezen zonder op tegenstand te stuiten, zou hij ook verdwijnen zonder dat hij zou worden gemist, een van de vele namen waar we nog een vage, verwarde herinnering aan bewaren.’
Is het een biografie van Tiepolo? Niet echt. Leer je meer van Tiepolo dan als je wel een biografie zou lezen? Absoluut. Het is het soort biografie dat redelijk zeldzaam is (Nabokov schreef er zo een over Gogol, en Boelgakov over Molière) maar die door niet compleet te willen zijn tot veel meer inzichten leidt. Callaso’s denken blijft goed te volgen. Dit lange gesprek dat Roberto Calasso met zichzelf houdt, vind ik vele malen boeiender dan andere biografieën.
Wie geen rust in zijn donder heeft, gaat snel opgeven. Calasso is die rust in zijn donder in elk geval vreemd. Dat moet toch komen door al die intellectueel stimulerende gesprekken die hij als kind hoorde bij de kerstdiners.
Tevreden met het artikel? Steun het werk van Indipendenza met een kopje koffie:
Meer lezen, kijken of luisteren?
- Roberto Calasso op WikipediaTiepolo op Wikipedia
- Interview met Roberto Calasso in The Guardian (2019)
- Engelstalig interview op YouTube
- Villa la Repubblica over Tiepolo’s werk in Wurzburg
- Roberto Calasso op Wereldbibliotheek
- Fragment van dit boek op de website van boekhandel Athanaeum
- The New Yorker over Calasso
- Artikel over dit boek op de website van Stichting Jacob Campo Weyerman