Jaap Nieuwenhuis: wonen in de Amsterdamse rosse buurt van 1950

Indipendenza geeft om de maand aandacht aan bijzondere literatuur die in het Nederlandse taalgebied is uitgegeven. Deze keer: Een huis op het Oudekerksplein en andere Amsterdamse verhalen (1947-1952) van Jaap Nieuwenhuis (Uitgeverij De Weideblik, 2024).

1775 woorden / 9 minuten leestijd / Thema’s: Amsterdam, twintigste eeuw, de wallen, kunstscene jaren vijftig / Beelden copyright: Uitgeverij De Weideblik

Wie was Jaap Nieuwenhuis?

Jaap Nieuwenhuis was een tekenaar en illustrator. Hij was tekenaar (o.a. kindertijdschriften, Okki, Taptoe, maar ook de Margriet) en maakte twee kinderboeken. Mensen noemen hem ‘een echte gentleman’.

In dit stuk gaat het niet over zijn tekenwerk, maar over een boek dat hij heeft geschreven. Ik liep dat boek stomtoevallig tegen het lijf in boekhandel Minerva in Amsterdam-West, en ik wist meteen dat ik het wilde hebben. Veel stedengeschiedenissen zijn geschreven door historici, journalisten of schrijvers. Waar lees je ‘gewone’ boeken vanuit het oogpunt van bewoners? Dit boek van Jaap Nieuwenhuis is zo’n zeldzaam voorbeeld.

In het boek Een huis op het Oudekerksplein en andere Amsterdamse verhalen (1947-1952) schreef hij zijn herinneringen aan de rosse buurt in Amsterdam toen hij met zijn vriendin Paula Thies aan het Oudekerksplein woonde, dus midden in de rosse buurt.

Het idee voor het boek begon allemaal in Zuid-Frankrijk, zo schrijft hij in de inleiding:

Mijn herinneringen waren de oudste en – omdat ik toen op het Oudekerksplein woonde – misschien ook wel de ongewoonste. “Je zou ze door iemand moeten laten opschrijven en er dan zelf tekeningen bij maken”, stelde Herman voor nadat ik een paar van mijn belevenissen had verteld. (…) Maar een ander de tekst laten schrijven? Daar voelde ik weinig voor. Dat kan ik zelf wel, dacht ik. En zo gebeurde het dat ik ging schrijven en al schrijvende mijn belevenissen uit die tijd steeds scherper voor me zag.

Nieuwenhuis schreef dit op latere leeftijd maar zijn herinneringen waren nog wel zuiver, denkt hij:

(…) ik heb totaal geen fantasie en dus is er een grote kans dat wat ik heb opgeschreven ook daadwerkelijk gebeurd is.

In 1952 verhuisden ze naar Broek op Waterland en daar houdt dit boek op. Het idee was ook alleen om de Amsterdamse buurt in die tijd te schetsen.

Het huis bij het Oudekerksplein

Jaap Nieuwenhuis werd tekenaar, illustrator, docent en ontwerper van kostuums. Hij overleed in april dit jaar op 97-jarige leeftijd. Paula Thies was een bekend kunstenares, die nog les kreeg van de schilder Oskar Kokoschka. Zij overleed in 2000. Lees zijn necrologie in NRC (achter een paywall). Of bekijk de video op YouTube van Metje Blaak.

Waar gaat dit boek over?

Jaap Nieuwenhuis en Paula Thies woonden dus in hun jonge studentenjaren in de rosse buurt van Amsterdam. Beiden waren student op de Rijksacademie en verdienden geld met uiteenlopende klussen.

Begin jaren vijftig was de rosse buurt nog niet de ‘monocultuur van seksualiteit’ die we vandaag de dag kennen, legt Annemarie de Wildt, conservator bij het Amsterdam Museum, uit in het voorwoord:

Er zaten veel kleine bedrijfjes en middenstanders, zoals kruidenier Loohuis en de bakkerij van juffrouw Stive. (…) Er was weinig geweld. (…) Onenigheid werd meestal beslecht met vuisten en niet met wapens.

Er waren ook veel jonge, experimenterende kunstenaars te vinden. Ze kwamen regelmatig binnen bij het huis aan de Oudekerksplein. De Wildt vertelt dat kunst en leven voor Jaap en Paula onlosmakelijk verbonden waren:

Paula tekende de voorbijgangers in de buurt, zoals de man met de hoedendozen, die hoeden verkocht aan de vrouwen achter het raam. Ze portretteerde de kinderen van hun buren, zoals Jopie, met haar gestreepte truitje, en Woutertje, die ze vanwege zijn armzalig uiterlijk ‘het paupertje’ noemden. Prostituees heeft Paula niet getekend, voor model zitten hadden ze geen tijd. Wel maakte Jaap later een fraaie tekening van de enige heer van plezier, ‘ome Gerrit’, die op mooie zomerdagen in een gestreepte zwembroek voor de deur stond en klanten lokte door per ongeluk tegen de mannen aan te botsen.

Dit boek bestaat uit ongeveer 50 korte verhaaltjes. Een combinatie van anekdoten en portretten van buurtbewoners, zoals Tante Willemien, Tante Jet, Corrie, Ome Gerrit, Tante Marie, meneer Van der Wal, Jopie en Gekke Thijs. En mensen uit de kunstscene van begin jaren vijftig, Zoals Lucebert en Jan Sierhuis. Soms lees je een bekende naam voor ze nog bekend zijn, zoals Louis van Gasteren, Karel Appel. Of ervaar je een ontmoeting met het nichtje van Slauerhoff in een boekhandel.

Tante Marie, door de week en op zondag

Er zijn ook ‘gewone’ verhaaltjes, zoals wanneer ze een van de eerste Chinese restaurants in Amsterdam (meneer Li in de Warmoesstraat) bezoeken. Het is aardig om te lezen dat sommige dingen nooit veranderen:

Achter in de zaak was een doorgeefluik, waardoor soms een glimp op te vangen was van een geheimzinnige, nooit te voorschijn komende figuur, die zo te ruiken al aan het koken was geslagen. (…) De onzichtbare figuur achter het doorgeefluik manifesteerde zich als een uitstekende kok.

In een verhaal schetst hij zichzelf als hij in een kleedkamer wordt uitgedaagd door een koorlid die macho doet en hij hem een klap geeft (het loopt goed af).

In een ander verhaal bezoeken ze Paula Thies’ oom en tante. Ze maakt zoals vaker spontaan een tekening van de oom, maar krijgt daarna een briefje van de tante, die niet blij is met de restjes houtskool: Je bent welkom maar niet om te tekenen.

Wat me verraste was hoe prettig de teksten te lezen waren. Het is niet echt erg geestig, de verhalen moeten het ook niet van hun plots hebben, maar het is een fijne sobere, rustige, bescheiden stijl. Bij Indipendenza hebben we al meer kunstenaars met schrijftalent behandeld: Jack Bilbo, Vincent van Gogh, Felix Nadar, Rodolphe Töpffer, en Nieuwenhuis past daar goed bij.

Complimenten voor de uitgaven van het door uitgeverij De Weideblik. Volop illustraties, foto’s en een mooie cover. Het is eerder uitgegeven door Nieuwenhuis zelf (in 2012), dit is opnieuw uitgebracht in april 2024, dus vlak voor het overlijden van Nieuwenhuis.

Voorbeelden van portretten en anekdotes

Ik had veel plezier aan de portretten,. Tante Marie is er zo een die meteen blijft hangen:

Het gebeurde wel dat er mannen of opgeschoten jongens door onze ramen probeerden te gluren. Tante Marie schreeuwde dan:
– “Maak dat je wegkomt! Daar wonen fatsoenlijke mensen!”
Soms maakten mannen beledigende opmerkingen tegen haar en dan riep ze:
– “Sodemieter op! Ga naar de lellebellen van de Achterburgwal, die dragen bustenhouwers.”
Op zondag werkte ze niet. Dan was ze volkomen onherkenbaar gekleed in een keurige zwarte mantel met bijpassende hoed en een bril op met heel dikke glazen.
– “Ik gaan koffie drinken bij me soon”, zei ze dan tegen ons. “Die woont bij de rijkdom in de Vondelstraat.

Soms is het alsof je erbij staat:

Tante Dientje (…) riep Gekke Thijs, die juist passeerde, bij zich in de deuropening.
– “Gekke Thijs, ga effe naar ome Jaap in de Lange Niezel en haal een pond winterpeen en een pont uien voor me. Aardappelen hoef niet, want die hep-ik nog. O ja, en neem ook een pond pere mee.”
Gekke Thijs had al trappelend (hij kon niet stilstaan) de boodschap in zich opgenomen en rende juist weg toen tante Dientje hem nakrijste.
– “En denk er aan laat je niet van die buikzieke krengen geven, want daar hep ome Jaap een hand van!”

Tante Dientje

In 1950 moest in Nederland de moderne kunst nog losbarsten. Lucebert komt op een dag op bezoek en doet iets eigenaardigs met speelgoed, waarna Nieuwenhuis pas later beseft dat het kunst was.

Lucebert haalde uit zijn jaszak een blikken speelgoedkippetje en liet zich, zonder iets te zeggen, op zijn knieën vallen en drukte het kippetje tegen het vloerkleed, waarbij het een piepklein eitje produceerde. Zo kroop hij de hele kamer door, een spoor van eitjes achterlatend. Toen het leeggelegd was, zocht hij alle eitjes bij elkaar, vulde het apparaat weer en begon opnieuw over de grond te kruipen. Hoewel ik het woord nog niet kende, begreep ik dat dit een statement was. Zijn nieuwe vriendin deed net of het de gewoonste zaak van de wereld was en met het gezicht van een moeder die trots is dat haar kindje zo zoet bezig is, kletste ze honderduit met Paula over van alles en nog wat.

Of schilder Jan Sierhuis, dan net twintig, komt op bezoek maar er is maar een (eenpersoons) bed:

– “Het zal wel even inschikken zijn, Jan”, zei ik. “Het is maar een éénpersoonsbed.”
– “O, dat geeft niet”, zei hij en hij trok zijn schoenen uit, en kroop met zijn lange koetsiersjas nog aan naast me in bed.
– “Zou je je niet beter je jas kunnen uittrekken?” vroeg ik voorzichtig.
– “Nou nee, beter van niet”, zei hij. “Ik wil nog wel eens in bed pissen.”
Geen van beiden kon de slaap vatten. Ik was wel Paula naast me gewend, maar niet iemand in een dik pak winter kleren en een duffelse overjas. Nadat we een poos op onze ruggen voor ons uit hadden liggen staren, zei Jan:
“Ik kan misschien beter naar beneden gaan. Daar ligt een kleed waar Paula me al eens inrolde en toen sliep ik prima.
We gingen naar beneden. Jan ging op het afgedankte tapijt van Paula’s moeder liggen en op zijn aanwijzingen rolde ik hem daarin op als een worstje in een lap bladerdeeg.
Toen ik de volgende morgen naar beneden kwam, trof ik hem daar nog luid snurkend aan.

Een van de beste anekdotes is het verhaal rondom mevrouw Thole. Die geeft de opdracht om een vitrine in Apeldoorn te beschilderen in een stadsgezicht van Venetië, samen met een gondel. deze klus doen Jaap en Paula samen met Bernard Nusselder.

De gondel moest een gevaarte worden van drie meter lang en tachtig centimeter breed en daarvoor moesten ze ergens in Brabant een pitrietfabriek bezoeken. Later merken ze dan mevrouw Thole het niet graag over de betaling van de klus heeft.

– “Mevrouw Thole,” begon hij, “wij zouden graag met u willen afrekenen. Ik heb hier een lijstje met de onkosten en de honoraria.”
– “Maar drink toch eerst uw thee,” antwoordde mevrouw Thole. “Anders wordt die koud. Wilt u er een koekje bij? Mevrouw, u wilt toch wel een koekje?”
– “Mevrouw Thole, begon Bernard weer, nu met een lichte dreiging in zijn stem, “wilt u misschien eerst onze rekening bekijken en, als u daarmee akkoord bent, ons betalen?”
Ik kreeg een vreemd gevoel, alsof er iets ging gebeuren dat ik onbewust al had verwacht.

Tevreden met het artikel? Steun het werk van Indipendenza met een kopje koffie:

Meer lezen, luisteren of kijken