We gaan terug naar de Amsterdamse Staatsliedenbuurt in 1984, naar de Joan Melchior Kemperstraat (kortweg Kemperstraat). Een wetteloos stukje Amsterdam. Margalith Kleijwegt schreef er een artikel over voor Vrij Nederland. Wat Indipendenza wil weten: hoe kwam dat stuk destijds tot stand?
1 mei 2023 / 2424 woorden / 13 minuten leestijd / Thema’s: stadsvernieuwing, jaren tachtig, Amsterdam Oud-West / Copyright beeldmateriaal Hans van den Bogaard
Wie is Margalith Kleijwegt en waarom verdient dit verhaal nu ook nog aandacht?
Margalith Kleijwegt is een journaliste die jarenlang bij het tijdschrift Vrij Nederland werkte. Ze was er ook adjunct-hoofdredacteur. Daarna werd ze zelfstandig journalist. Ze schreef boeken over verschillende onderwerpen: De buurt van Mohammed B., Het land van haat en nijd, Sofia, Terug naar Oude Pekela, Familie is alles, Verdriet en boterkoek. Onderwerpen waar grondige journalistieke research aan ten grondslag lag en waar veel tijd in zat om te maken. Ze werkt momenteel aan een nieuw project.
Deze fraaie journalistieke loopbaan begon bij Vrij Nederland met een artikel van 22 bladzijden in de bijlage van 10 november 1984. De titel: Deze kant van het paradijs: De nomaden van de Staatsliedenbuurt. Dit was haar eerste verhaal bij VN en betekende haar doorbraak bij dat blad.
Wil je meer over haar loopbaan te weten komen? Lees dan dit interview in NRC.
Het artikel dat zij toen schreef, geeft een heel helder tijdsbeeld. Het verhaal raakt aan vier grote punten van die tijd: woningnood en de kraakbeweging, de heroïnegolf van de jaren tachtig, verborgen armoede en de toegenomen internationalisering. Woningnood was toen, net als nu, een groot probleem.
De grote sanering van de jaren zeventig en tachtig (lees voor context dit artikel op Historiek.nl) had als gevolg dat ‘huisjesmelkers’ panden lang leeg lieten staan. Krakers vonden huizen leeg laten staan onzinnig en namen het heft in eigen hand. De gemeente probeerde te bemiddelen maar dat lukte zelden. Dat werkte verpaupering en verloedering in de hand, zoals in de Kemperstraat, een van de slechtste straten in toch al een buurt met een slechte reputatie op dat moment. Controle was er nauwelijks. Panden stonden lang te wachten om gerenoveerd te worden.
Ik groeide zelf op in de Staatsliedenbuurt en heb er bijzondere herinneringen aan. Ik herinner me een muur van schoenen; lege zandvlaktes; boomstammen die gebouwen stutten; politieke teksten; verkrotte woningen en graffiti’s op alle muren. Het was niet allemaal zo beroerd als de Kemperstraat maar het was wel een bijzondere omgeving om in op te groeien. Voor mij heeft dit artikel historische en persoonlijke waarde.
En ik hou ook van het journalistiek ongepolijste van dit artikel. Juist dat rauwe en observerende, met enorm veel sfeerschetsen (geluid, beeld, geur), geven praktisch het effect van een moderne serie. Lees de quotes uit het artikel hieronder om een idee te krijgen. Met de foto’s van Hans van den Bogaard – die mij hiervoor toestemming heeft gegeven – erbij krijg je daardoor praktisch een tijdmachine.
Interview met Margalith Kleijwegt: “Het allerbelangrijkste voor verhalen is dat je veel geduld hebt”
Hoe kwam u op het idee en wanneer kreeg u groen licht om eraan te werken?
“Ik had al wat geschreven voor HP De Tijd en was toen benaderd door Vrij Nederland om ook voor hen een artikel te schrijven. Ik mocht zelf voorstellen indienen. Toen dacht ik: dit is echt een kans voor mij! Het leek me fantastisch om daar te gaan werken. Ik had eigenlijk nog niet zoveel ervaring.
“Toevallig woonde een kennis van mij in de buurt van de Kemperstraat en vertelde me wat er allemaal gebeurde. Die straat wachtte op renovatie en daar woonden de meest uiteenlopende types. Het had een eenheid van tijd en plaats en dat maakt het ook aantrekkelijk. Ik dacht: dat ga ik doen! In de hoop dat ik er de redactiechef van de bijlage mee zou verrassen. Ik ben gewoon aan de gang gegaan.
“Ik had er veel voor over. Ik herinner me vaag dat ik ging slapen in een junkhuis. Daar deden ze het bloed bij de planten, want ‘ijzer is goed voor de planten’… Ik had er alles voor over, dat is duidelijk! Nu zou ik dat niet meer doen, maar op pad gaan en kijken wat er gebeurt, dat doe ik nog steeds.”
Kunt u aan mensen van nu beschrijven wat de sfeer was in die straat?
“De Kemperstraat – in die tijd – was een van die geweldige plekken waar mensen geen kennis van hadden. Ik ook niet. Je had echt een ouderwetse subcultuur in die straat. Mensen die allemaal in hun eigen wereld leefden. Er gebeurde van alles waar geen zicht op was. Ik herinner me een huis waar een boom naar binnen groeide! Een boom in de zitkamer!
“Daarnaast waren er ook veel buitenlandse jongens en meisjes die gewoon wilden leven in Amsterdam. Dat was zo gek nog niet, het waren op zich goede huizen. Ik denk dat ze het nu moeilijker hebben om iets te vinden. De Turkse Grijze Wolven zaten ook aan het begin van die straat. En er waren ook wel jongens die harddrugs dealden, die waren niet zo toeschietelijk naar mij.
“Heel interessant maar ook vaak heel treurig. Je denkt vaak met die mensen: dit loopt op niets uit. De Kemperstraat was een soort wasteland. Een deel van die mensen was wanhopig en politie kwam nauwelijks meer in deze straten. De mensen stonden er vaak alleen voor. Het is triest als zoveel mensen zo wanhopig zijn.
“Van mogelijk gevaar was ik me gewoon niet bewust. Van nature ben ik niet roekeloos. Ik herinner me nog wel dat ik het op de grond liggen bij al die junks niet zo tof vond. Dat illegale café vond ik ook niet zo fijn, daar kwamen ook wel enge mensen. Maar ik vond dat dat moest. Beetje risico hoort er ook bij. Gevaar heb ik niet gevoeld, denk ik. Ik vond het vooral een geweldige straat, al die verschillende mensen.”
U kreeg in het stuk een band met een aantal karakters, zoals het collectief rondom Bruce en de mensen in Rioolrat. Hoe won u het vertrouwen van de betrokkenen?
“Het allerbelangrijkste in verhalen is dat je heel veel geduld hebt, dat je blijft komen en dat je echt geïnteresseerd bent in de ander. Ik liep er wekenlang rond. Op een gegeven moment val je ook niet meer zo op. Dan kom je wat meer in het leven.
“Het is belangrijk dat je volstrekt eerlijk en duidelijk moet zijn met wat je wilt. En dat je het gaat opschrijven. Ik kan goed kijken en luisteren, dat helpt. Dat doe ik nog steeds. Ik had wel een paar mensen in die straat die me hielpen. Dat was echt nodig, want je had toen nog geen mobiele telefoons natuurlijk.
“Soms was het ook wel heel triest. Vooral dat meisje dat zwanger was en drugs gebruikte, dat is me altijd bijgebleven, dat was voor mij de grens. Voor ik journalist werd, ben ik hulpverleenster geweest. Als ik advies kan geven, doe ik het. Dat heb ik bij haar ook gedaan maar ik geloof dat zij niet voor rede vatbaar was, als ik het mij goed herinner. Toen heb ik toch ook wel vaak afstand gehouden.”
Hoe ging het schrijven van het 22 pagina’s tellende artikel?
“Ik dacht helemaal niet na over structuur. Ik heb gewoon door zitten tikken! Het was toen nog direct tikken op papier. Toen ik het af had in een paar weken, dacht ik: zo klaar!
“Ik weet nog dat Gerard van Westerloo, een beroemde journalist en mijn leermeester, verbijsterd was. Het was nog nooit gebeurd, een artikel af in zo’n korte tijd. Het kon niet goed zijn! Hij deed zelf maanden over zijn stukken. Gelukkig was hij er wel tevreden mee.
“Nu laat ik alles lezen aan mensen – dat heb ik toen niet gedaan. Dat deden journalisten toen nog niet zo vaak. Al die mensen hun quotes laten checken zou sowieso heel lastig zijn geweest! Maar ik heb er verder geen problemen mee gekregen.”
Wat voor reacties kreeg u op het artikel?
“Bij publicatie had ik echt geen idee over mogelijke politieke gevolgen. Er kwam wel ophef over. Over dat illegale café in de Kemperstraat werden bijvoorbeeld vragen gesteld in de gemeenteraad, dat zal daarna wel gesloten zijn. Bespottelijk dat daar dan de reuring van komt!
“De reacties waren verder vrij positief. Ik kreeg alleen een nogal vrouwonvriendelijke reactie: Je moet geen vrouw voor een mannenopdracht sturen. Een van die onverlaten… Het stuk heeft uiteindelijk wel zijn werk gedaan. Ik kreeg op een gegeven moment een jaarcontract en daarna een vast contract.
Voor dit stuk heeft u met heel veel buurtbewoners gesproken. Vaak vertelden ze ook heftige en persoonlijke dingen. Had u naderhand nog contact met hen?
“Meestal houd ik wel contacten na een verhaal; in dit geval niet. Dit waren ook echt nomaden, die kwamen en gingen. Ze waren zo met zichzelf bezig, in hun kleine wereldje dat zo veraf was van de gewone wereld. Al deze mensen zijn natuurlijk ook vertrokken toen ze aan de slag gingen met de straat.
“Ik ben er nog wel een paar keer wezen kijken, dat wel, maar ook in de jaren daarna ben ik nooit meer benaderd door iemand. Je had toen ook nog geen mailadressen natuurlijk… Later deed ik projecten waar ik veel langer mee bezig ben geweest. Met die mensen heb ik nog wel contact.
“Ik denk vooral met veel plezier terug aan de bijlage. Het was geweldig om te doen en het heeft me ook veel gebracht. Dat je je boel in orde moet hebben, dat heb ik hiervan wel geleerd. Veel mensen zaten in een hulpeloze situatie. Je ziet tegenwoordig meer verwarde mensen op straat lopen, dat valt me echt op. Maar dan in nette yuppenbuurten!”
Quotes uit het artikel:
Door de enorme kracht die ze op de deur zet, verschijnt er langzaam maar zeker een barst. Er is niets aan te doen, de deur zal moeten sneuvelen. Met een reusachtige kreet stoot Annita eindelijk het slot eruit. (…) Eindelijk begeven alle sloten het. We staan in een vierkamerflat met geel bloemetjesbehang. Een lege doos van tafeltje-dekje is het enige spoor van de vorige bewoner.
*
Aan de overkant komt Eduard aangestrompeld, een Engelse punk-travestiet van zeventien jaar. Hij loopt met behulp van een stok. Gisteren tijdens de rellen bij Singel 114 is hij gewond geraakt. (…) Zijn vriendin Cat, een zeventienjarige Francaise, is er ook niet best aan toe. Ze heeft gevochten met een logé die haar vervolgens in elkaar heeft geslagen met een koperen staaf, de bloedsporen zie je nog op het balkon. Zachtjes lopen we naar boven, het hoofd van Cat kan weinig hebben. Boven aan de trap ruikt het alsof een beerput is opengetrokken. Eenmaal binnen gaat het wel weer. Het is duister, aan het plafond hangt een geel peertje met een soort lampenkap eromheen. Zover het oog reikt, ligt er rotzooi, ontelbare pakken maandverband, lege pakken vla, sokken, je kunt het zo gek niet bedenken.
*
De nachtwinkel op een steenworp afstand van de Kemperstraat is de ontmoetingsplaats van de buurt. (…) Bij de vleeswaren is wat aan de hand. ‘Een overdosis,’ zeggen omstanders geroutineerd. De vrouw op de grond is zo verschrikkelijk mager, dat je makkelijk kunt denken dat het een jongen is. Ze ziet er verfomfaaid uit en vertoont geen tekenen van leven. Het moet heel koud zijn op die tegels, een van de omstanders komt met een plaid aandragen.
*
Het is koud en het regent. Er gaat met veel glasgerinkel een steen door een van de ruiten. Een man een een vrouw hebben ruzie. Hij heeft haar opgesloten in het donkere huis, ze roept om hulp. Niemand reageert.
*
Links staat een soort bar, daarnaast is een geïmproviseerd zitje met oude, vieze banken van de straat en krukjes met lege flessen erop, waarin kaarsen branden. In het midden van de kamer staat de wc, die van de rest van de ruimte is afgescheiden door een gordijn. Een eigenaardig gezicht maar niemand schijnt zich eraan te storen.
*
Alle niet gebruikende bewoners vermijden nummer 7, daar is het dag en nacht een drukte van belang: gegil, geschreeuw, mensen die vierentwintig uur per dag in en uit lopen. Frank heeft een paar keer gezien dat de daar werkende dealer om kwart voor twaalf in de ochtend, geflankeerd door twee potige body-guards zijn werkterrein betreedt. Waar de andere dealers zitten, is niet helemaal duidelijk. Overal waarschijnlijk, het gaat om stromannen, kleine handelaren die meestal zelf ook gebruiken. Ze komen in dit soort buurten terecht omdat ze elders zijn uitgekotst door hun asociale gedrag. Hier, waar niemand iets van iemand verwacht, kunnen ze een beetje voortbestaan.
*
Terwijl ze gezellig voortbabbelt, wordt het geluid van stromend water steeds duidelijker hoorbaar. Het is geen lekkende kraan, het is water dat neerstort van de derde verdieping, de waterleiding is daar kennelijk op een zodanige wijze onklaar gemaakt dat er een constante stroom op het binnenplaatsje terechtkomt. In het begin werd Louise wel onrustig van deze gedachte, maar nu is ze aan het geluid gewend.
*
Ze weet niet eens meer wie haar bovenburen zijn, twee mannen en een vrouw, die op alle momenten van de dag thuiskomen en weer weggaan. Ze maken veel ruzie, verschrikkelijke ruzies, je denkt minstens dat er doden zullen vallen. Laatst merkte ze dat ze door haar sleutelgat keken, ze hoorde ze zeggen dat de mooie ijskast er nog stond en dat er vast meer mooie dingen moesten zijn. Sandra keek terug door datzelfde sleutelgat, maar die brutale types weken niet en zo stond ze letterlijk oog in oog met haar onplezierige buur.
*
Ze slaapt met de hond in haar kamer, op de hoogste verdieping, vlak onder het dak lig je niet bepaald rustig. Elke nacht lopen er junks over het dak op zoek naar huizen waar nog iets te halen valt. Een tijdje geleden liep de politie er zelfs met grote schijnwerpers. Het komt wel eens voor dat iemand de deur van haar slaapkamer probeert open te kraken. (…) ‘Dat ik het hier zo lang heb volgehouden, komt misschien wel door mijn naïveteit. De opvoeding tegen tegen de drugs in Finland is zo streng dat ik er geen idee van heb, nog steeds niet, ik laat het maar een beetje langs me heengaan.’
Met dank aan Margalith Kleijwegt en Hans van den Bogaard
Tevreden over het artikel? Steun het werk van Indipendenza met een kopje koffie:
Meer lezen, kijken of luisteren?
- Website van Margalith Kleijwegt
- Andere Tijden: de heroïne-epidemie (2014)
- Stukken over de Staatsliedenbuurt op de website Geheugen van West
- Boek over de kraakbeweging van Eric Duivenvoorden op Archive.org: Een voet tussen de deur
- Documentaire van Barbara den Uyl over krakers in de Staatslidenbuurt uit 1985: Waar ratten koning zijn