Longreads over cultuur - elke maand een nieuwe longread
André Baillon: een moeilijke jeugd in Dendermonde

André Baillon: een moeilijke jeugd in Dendermonde

Indipendenza geeft om de maand aandacht aan bijzondere literatuur die in het Nederlandse taalgebied is uitgegeven. Deze keer: Het neefje van Mlle. Autorité van André Baillon (Nijgh & Van Ditmar, 1998).

1 februari 2023 / 2342 woorden / 12 minuten leestijd / thema’s: geschiedenis, literatuur, politiek

Wie was André Baillon?

André Baillon was een Vlaamse romanschrijver uit begin twintigste eeuw. De ‘Mademoiselle Autorité’ uit de titel is zijn streng gelovige tante Louise in Dendermonde die zijn opvoeding overneemt als zijn ouders jong zijn gestorven. Ze doet niet moeilijk en stuurt hem naar een kostschool.

Over die periode gaat dit boek, dat slechts 140 bladzijden telt, maar kan wedijveren met veel andere mooie wereldliteratuur. Hij schreef het in 1930 en beschikte over een tijdloze stijl. Maar daaarover later meer. Hij zou uiteindelijk 16 boeken schrijven.

Baillon werd geboren in Antwerpen. Zijn strenge jeugd in Dendermonde moet voor hem als een onnatuurlijke en ongewenste metamorfose hebben gevoeld. De klap van het verlies van zijn ouders kwam hij ook nooit meer te boven. Hij was een nerveus persoon, had zelfmoordneigingen, werd opgenomen met geestelijke problemen, waar hij ook boeken over zou schrijven.

Deze recensie uit 1987 legt wel goed uit wat voor leven Baillon had geleid:

Toen hij in 1932 op zevenenvijftigjarige leeftijd een eind aan zijn leven maakte, had hij het allemaal gehad: een jeugd als wees, een strenge opvoeding op katholieke scholen, daarna de traditionele losbandige periode, verscheidene stormachtige liefdesverhoudingen, een verblijf in een psychiatrische inrichting en tussendoor de hele tijd de moeilijkheden om in zijn levensonderhoud te voorzien en de problemen van het schrijverschap.

Baillon was – ironisch genoeg – eindelijk wat succes en erkenning aan het krijgen. Want de periode ervoor was schreef hij toch redelijk anoniem aan zijn werken. Toch duurde het nog vele decennia voor wat meer erkenning kwam. In de jaren zeventig, tachtig en negentig werden diverse werken opnieuw uitgegeven.

Baillons eigen leven was nooit ver weg in zijn werk. Het autobiografische was zijn literaire goudader. Zijn werken kunnen wel een therapeutische betekenis gehad. Ze hielden hem overeind tot ze hem niet meer overeind hielden.

Waar gaan zijn werken over?

Dat zijn eigen leven overal een hoofdrol speelde, blijkt ook wel uit een aantal titels in zijn oeuvre: En Sabots (1922) over een verblijf in Westmalle; Zonzon Pépette, fille de Londres (1923, over prostitutie, Baillons eerste vrouw was een voormalige prostituee); Par fil spécial (1924, satirisch verslag van zijn tijd als journalist); Un Homme si simple (1925) over opname in het ziekenhuis (zie de video hierboven); Neveu de Mlle Autorité (1930, dit boek dus); en Des vivants et des morts (ook 1930 en ook autobiografisch).

Baillon schreef open over een heleboel zaken uit zijn leven. Dat deed hij ver voordat het met waargebeurde verhalen een genre op zich zou worden. Zijn geestesgesteldheid, zijn ervaringen met zijn beroep, zijn jeugd en ook wel over seksualiteit. Van zijn boek Zonzon Pépette, over prostitutie, walgden een aantal critici. Criticus Karel van den Woestijne schreef deze boze woorden in 1925, toen het boek net uit was:

Boeken als ‘Histoire d’une Marie’, ‘Zonzon Pépette’ en het pas-verschenen ‘Un Homme si simple’ zijn gruwelijk. Baillon betuigt eene zieke zinnelijkheid met een cynisme, dat ik te zijner verontschuldiging aan sadisme zal toeschrijven. Hij zoekt het walgelijke met eene haast monotone standvastigheid, die ik alleen aan perversiteit wil toeschrijven om hem niet te moeten beschuldigen van opzettelijkheid. En nu weet gij dat een zeker publiek te Parijs nooit genoeg krijgt van zulke apache-literatuur: deze van André Baillon heeft het excuus niet, gedrenkt te zijn met de grondelooze menschelijkheid, die de boeken drenkt van een Charles-Louis Philippe.

Er is een derde reden, die Baillon’s succes verklaart, en die ik u voor de beste geef: de gretigheid van den Franschman naar exotisme. Want niet iedereen in Frankrijk houdt van pornographie, ook bijaldien ze onopzettelijk zou wezen of steken in al de pracht van een literair kleed. Maar er zijn weinig Franschen die niet opgaan in verhaal van zeden, in teekening van landschappen die buiten de Fransche grenzen voeren.

Er is wel een opvallend verschil: de zinnen van Van den Woestijne zijn nu heel taai om te lezen terwijl die van Baillon heel goed leesbaar blijven dankzij hun eenvoud. Zelfs nu, honderd jaar later, oogt het nog niet gedateerd (straks voorbeelden).

Hoe zijn eigen leven door de boeken heen werkte, vertellen ooggetuigen die hem gekend hebben in dit artikel aan Myriam Crijns in 1992. Dat gaat over zijn boek En Sabots, dus ‘op klompen’. De inhoud van het boek, dat is hij zelf, blijkt ook hier weer. Crijns schrijft:

De waarheid, waarnaar hij voortdurend op zoek was in zijn werk. Die waarheid, over zijn doodsverlangen, zijn geestesziekte, zijn liefdes, waren kennelijk te pijnlijk voor zijn lezers en de oorzaak dat zijn boeken na zijn dood in vergetelheid raakten.

Grappig dat ze in de jaren negentig van de twintigste eeuw werden herontdekt. Autobiografische romans zijn intussen niet meer aan te slepen. Die rage begon een beetje met IM van Connie Palmen. Ook Jeroen Brouwers was er wel bekend mee en hij schreef ook het voorwoord toen Een doorsimpele man in 1994 op de markt kwam, uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar. Een uitgeverij die ook heel wat missers heeft uitgegeven maar de boeken van Baillon wel netjes en zorgvuldig uitgaf.

Wat is er zo bijzonder aan Het neefje van Mlle. Autorité?

Dit boek geeft een intiem portret van Baillons jeugd in het saaie gehucht Dendermonde omtrent 1890. Van de gebrokenheid van zijn eigen gezin, van zijn streng gelovige pleegmoeder tante Louise (Mlle. Autorité dus), van de Jezuïtenschool die hem een geloof opdringt, van de meisjes op wie hij verliefd raakt (nichtjes vooral), van zijn puberale ervaringen.

Een ongekunsteld boek. De zinnen doen me soms denken aan het proza van Paustovskij, soms Elsschot. Negentig jaar zijn gepasseerd sinds dit verhaal maar dat merk je aan niets. Het is zo tijdloos als wat, en dat is, tenminste zo zie ik het, de opdracht van iedere goede schrijver: maak je werk zo tijdloos als mogelijk.

In honderdveertig bladzijden schetst Baillon een hele wereld. Soms legt hij wat uit, vaak niet. Voorbeeld is hoe hij opzettelijk verzet pleegt door te verzaken in leren zonder te beseffen waarom hij dat deed. Later snapt hij het: het is een gevolg van de dwang.

Het boek gaat over alles: pedagogie, psychologie, karakter, religie. Maar ook over Antwerpen en Dendermonde – en hoe gebeurtenissen in je jeugd op latere leeftijd een grote rol kunnen spelen.

Het is anders dan andere romans die ook afrekenenen met een bepaalde jeugd. Dit boek is heel levendig geschreven met aandacht voor absurditeiten en grapjes. Zijn gevoel voor personages, scènes en details zorgt ervoor dat je betrokken raakt als lezer. Dat mis je vaak bij die andere ‘afreken-boeken’.

Ik vind het heel prettig dat Baillon weinig pretenties heeft. Hij schrijft zelfs dat hij niet meer doet dan ladenkastjes met herinneringen te openen. Hij schrijft om zichzelf een plezier te doen.

Deze Franstalige website van een particulier legt het wel duidelijk uit: ‘Pourtant, sous une trompeuse désinvolture, le verbe est tranchant, le style est vif.’ Oftewel: ‘Hoewel de schrijftstijl bedrieglijk nonchalant oogt, is de taal scherp, de stijl levendig.’ De liefhebber betoogt dat Baillon verrast door zijn moderniteit en zijn voorliefde voor het absurde.

Je kunt dit wel uitleggen, maar beter is om zijn woorden zelf het werk te laten doen, zoals deze voorbeelden in weinig woorden veel zeggen:

Ik weet niet of mama’s huwelijk gelukkig was. De Boulants beweerden later van niet. Ze hadden zo hun redenen. Die met een korreltje zout moeten worden genomen. Onze papa, zo komt me voor, was heel aardig. Als hij al een driftige natuur had, kan ik het me niet herinneren. Hij leerde me letters lezen in een krant. Eerst de O, daarna de P, want de krant heette Opinion.

Als ik aan literatuur deed, zou ik het klokgelui beschrijven, oom Jacques in de rouw, ik in tranen, die afschuwelijkste, helemaal goudbeschilderde Antwerpse lijkwagen en zowat overal grafzerken, muurwilgen, Pietjes de Dood. In werkelijkheid herinner ik me maar een ding. Ik wias niet aan mijn eerste begrafenis toe. Ik ging ervan uit dat ze mama naar de kerk zouden brengen waar ik achter haar ouders aan had gelopen. Zodra de stoet zich in beweging zette, wist ik dat ik het bij het verkeerde eind had. Van heel mijn grote verdriet is dat alleen me bijgebleven: een teleurstelling, een belediging aan het adres van mama. Ik was vijf jaar en een paar maanden.

Dat waren mijn vakanties in Antwerpen. Helaas, mooie liedjes duren niet lang. Bij het vertrek huilde ik zo hard dat tante en Mieke de meid begonnen te snotteren. Wanneer ik in Dendermonde aankwam, zagen mijn ogen nog rood. Tante Louise trok een zuur gezicht.

Ook sterk zijn zijn beschrijvingen als hij ze wel de ruimte geeft. Ik genoot in het bijzonder van zijn portret van Dendermonde, dat zo’n een beetje begint:

Aha, daar hebben we de rivier! We zullen even geduld moeten oefenen. De brug is opengedraaid. Er moet een boot door. Gelukkig zijn we niet gehaast. De aak neemt rustig zijn tijd, in zijn zog volgen er nog meer. Onverstoorbaar reikt de brugwachter aan het uiteinde van een stok waaraan een touwtje hangt, de klomp aan waarin de schipper de stuiver voor zijn doorvaart zal leggen.

En luistert u, terwijl ik toch staat te wachten, eens naar dat leuke, ritmische deuntje van hout op hout. Het komt van een olieslagerij. De balken vallen telkens en telkens weer op de zaadjes om er olie uit te persen. De Dendermondenaars zullen het u zeggen: ‘Onze olieslagerijen zijn de grootste van het land.’ En wanneer je olieslagerijen hebt, maak je ook zeep. Verder hebben ze spinnerijen, brouwerijen, om nog maar te zwijgen van de mosterd die in alle aardrijkskundeboeken staat vermeld. Goed. De brug is weer dichtgedraaid, we lopen erover. Linnenmarkt: het klooster van de paters benedictijnen, de kapel van de ‘Arme Claren’. In dat hoekje daar wordt aan een monument gewerkt. De stad heeft een beroemd dichter voortgebracht. Op die plek zal hij worden vereeuwigd, in namaakbrons. Een andere Dendermondenaar heeft zijn standbeeld al: pater De Smet, de ‘grootste zwartrok’, die missionaris was in de Rocky Mountains.

En de karakterschetsen zijn al net zo mooi geschreven:

Zo had je een zekere Alexandre, een boom van een vent die me tegen mijn zin op de schouders nam en met mij zingend de trap op en af zeulde.

Hij is zachtmoedig, met een vleugje ironie. Hij draagt altijd een grote vilten hoed en wanneer hij kwaad wordt, graait hij die onverhoeds van zijn hoofd en smijt hem driftig voor zich uit: ‘Verdomme!’ Die vloek is voldoende om hem tot bedaren te brengen.

Sinds zijn huis in lichterlaaie had gestaan, was opa bang voor brand. Overdag stond hij er niet bij stil en stookte een vuur om u tegen te zeggen. ‘s Avonds begon hij zich zorgen te maken. (…) Zodra het avondgebed afgelopen was, wachtte hij tot iedereen naar bed was en begon aan zijn ronde. Je hoorde hem van kamer tot kamer sloffen, stoelen verplaatsen, water sprenkelen, hijgend door zijn knieën zakken om aan het vloerkleed te voelen, een lucifer op te rapen. Vooral zijn tenen leunstoel joeg hem de stuipen op het lijf. Zou die, nadat hij urenlang bij de kachel had gestaan, niet ergens een gevaarlijk vonkje verbergen? Hij betastte hem, duwde hem van het vuur weg, duwde hem nog verder weg. De volgende dag vonden we het arme meubel in de regen op de binnenplaats of – als een gewonde – omzwachteld met vochtige windsels.

Ze gebruikte te pas en te onpas speeksel. Dat is voor alles goed. Wanneer ik me in de loop van de dag vuilmaakte, maakte ze snel een hoekje van haar zakdoek nat. Idem dito wanneer ik een wondje had. ‘Morgenochtend’, zei ze, ‘zal ik er nóg wat op doen. Met een nuchtere maag is speeksel op zijn best.’

De stijl van Baillon bewijst opnieuw dat je met weinig woorden veelzeggender bent. In veel romans krijg je toelichting op van alles en nog wat maar schrijvers als Baillon laten dat achterwege. En na het filteren blijven de zinnen dan als goudklompjes over, vol subtiele humor.

Het neefje van Mlle. Autorité is al sinds ik het ontdekte een van mijn favoriete boeken die ik regelmatig herlees. Is alles briljant? De dialogen hadden grappiger gekund, daar is Baillon iets te terughoudend naar mijn smaak. En het verhaal, op zich, is ook iets te veel bij elkaar geraapte herinneringen dan een echt verhaal (zoals hij zelf al zegt). Dat is ook een verborgen compliment: een goed boek lees je immers voor het plezier dat je beleeft aan de stijl, niet voor het verhaal.

Verzamelde werken?

Een verzameld werk in het Nederlands is er volgens mij nog niet.

Bij de Vlaamse boekhandel Standaard Boekhandel is op dit moment alleen Waanzinnen te bestellen, een boekje van Voetnoot van 68 bladzijden uit 2012, in de vertaling van Frans Denissen, die de boeken van Baillon een warm hart toedraagt. Dat paste toen ook in een golfje van herontdekking. Lees bijvoorbeeld de recensie van Waanzinnen in de Volkskrant.

Volgens deze Franstalige website heeft uitgeverij Cambourakis in 2009 en 2013 al twee Franstalige delen van zijn Verzamelde Werken verschenen.

Jammer dat de Nederlandse versie hiervan achterblijft want dat zou toch echt iets toevoegen. Baillons korte en bondige proza leent zich er denk ik net zo goed voor (om andere redenen) als bijvoorbeeld die van Elsschot.

Het is het lot van schrijvers die nooit helemaal ontdekt zijn geweest en nooit helemaal ontdekt worden. Een beetje ontdekt, hier en daar, dat is het hoogst haalbare.

Meer lezen en kijken?