Felix Nadar: ballonvaarder, tekenaar, schrijver, fotograaf

Indipendenza geeft om de maand aandacht aan bijzondere literatuur die in het Nederlandse taalgebied is uitgegeven. Deze keer: Toen ik fotograaf was van Felix Nadar (Arbeiderspers, 2014, origineel van 1900).

1 augustus 2022 / 1894 woorden / 14,6 minuten leestijd / thema’s: fotografie, literatuur, 19e eeuw

Fotografen fotograferen, schrijvers schrijven. Soms gaat het anders. Zo schreven we al eerder over een ambassadeur met literair talent, een verzetsheld met literair talent, en een kunstenares die essays schrijft. Het is juist heel aardig als je verschillende talenten hebt. Die kunnen elkaar zelfs aanvullen.

Wie was Felix Nadar en wat was zijn betekenis als fotograaf?

Felix Nadar werd in 1820 geboren als Gaspard-Félix Tournachon. Zijn familie ging van Lyon naar Parijs, van Parijs naar Lyon en weer van Lyon naar Parijs. Daar begon hij te leven als schrijver/bohemien. Zijn naam was best lastig dus gebruikte hij een pseudoniem: Felix Nadar.

Nadar begon als schrijver en leerde veel mensen kennen, waaronder De Nerval en Baudelaire. Hij bleek een betere karikaturist dan schrijver. Dat deed hij een poos. Maar het was lastig om dat vol te houden tijdens het Keizerrijk van Napoleon III. Hij begon met het tekenen van schilders, musici en schrijvers – een soort logische stap voor de portretfotografie die later zou volgen, hoewel hij dat toen nog niet wist natuurlijk.

Vertaler Mechtild Claessens legt in het nawoord uit hoe Nadar begon met fotografie. De opkomst van het nattecollodiumprocédé hielp hem daarbij. Ineens werd fotografie een stuk makkelijker om uit te oefenen.

Nadar opende in 1855 een fotozaak in Parijs, verhuisde in 1860 naar een grote pand. Fotografie was populair aan het worden. Veel fotografen in Frankrijk droegen bij aan de ontwikkelingen; Nadar evenzo. In zijn verhaal De oertijd van de fotografie beschrijft hij de pioniers.

In 1897 verhuisde hij naar Marseille waar hij ook weer een fotozaak begon. Hij beschrijft dat in zijn verhaal De bijentemmer.

Ik moet wel vertellen (…) dat we ons in Marseille bevinden, in dat bruisende, schitterende, fascinerende en zo aangename Marseille, dat me benevelt. Ik kan mezelf nooit vergeven dat ik het zo laat ontdekt heb.

Nadar leefde vooral van de portretfotografie. Over die ‘business-kant’ heeft hij in dit boek ook een hoofdstuk geschreven. Hij geeft als voorbeeld dat hij een keer slechte kwaliteit foto’s weigerde te verkopen, hoewel de klant ze toch wilde hebben:

Wat zouden mijn drie Engelsen wel niet gedacht hebben, als ze hadden kunnen vermoeden wat op die dag die afgewezen tien louis d’or van hen voor mij betekenden – in die tijd als beginner, toen ik het zo moeilijk had en gebrek aan alles… Maar ik blijf van mening dat zó, alleen maar zó, goede huizen worden opgebouwd.

“Nadar brengt de fotografie op het niveau van de kunst” (satirische tekening van Honoré Daumier via Wikimedia Commons)

Nadar had twee interessante eigenschappen: hij nam het zakelijke element van zijn beroep als fotograaf serieus én greep soms kansen aan tot vernieuwing.

Geweldig is zijn eigen beschrijving hoe hij de eerste fotograaf werd die luchtfoto’s maakte (De eerste foto vanuit een luchtballon). Dat viel niet mee. Hij moest de foto’s in de luchtballon ontwikkelen en door het vervuilde gas uit de ballon mislukten ze keer op keer. Uiteindelijk had hij succes. Hij hoopte op gouden bergen toen hij deze uitvinding onder de knie had (hij zag kansen in de cartografie en de huizenverkoop) maar dat liep toch anders.

Een andere keer ging hij juist de kelders van Parijs in: de catacomben en de riolering. Dankzij de flits had duisternis geen impact meer op fotografie. Ook hier vond hij de vernieuwing interessanter dan de commerciële uitbaterij.

Een van de grappigste experimenten is dat hij een soort gifje van zichzelf maakte. Bekijk het gifje op Wikipedia. Hij had het gifje natuurlijk niet gemaakt maar wel de foto’s van zichzelf, alsof hij al verwachtte dat een gifjesmaker het ruim honderd jaar later zou doen.

Hij is ook de eerste die ooit een fotografisch interview hield. 21 foto’s vergezelden het gesprek met wetenschapper Michel-Eugène Chevreul, die toen honderd jaar was geworden.

Alsof dat nog niet genoeg credits zijn om hem in een encyclopedie op te nemen: zijn fotostudio was in 1874 de plek van de eerste expositie van de Impressionisten. Uiteraard werd dat een rel. Lees het korte stukje hierover in Thought & Co.

Het nawoord van de vertaler, Mechtild Claessens, beschrijft Nadars experimenteerdrift in twee zinnen: “[Hij] zag zichzelf graag als de tegenpool van de zogeheten specialist (…). Hijzelf hield zich met zoveel uiteenlopende dingen bezig dat een latere vriend vóór hun kennismaking dacht een bonte stam Nadars te zullen ontmoeten, waaronder een ballonvaarder, een fotograaf, een romanschrijver en een karikaturist.”

Wat je misschien vergeet als je dit boek leest: Nadar was een erg beroemd fotograaf in zijn tijd. Dat zie je ook aan alle grote namen die zich door hem lieten vastleggen.

Waar gaat het boek Toen ik fotograaf was over?

In het boek kijkt Nadar terug op zijn leven als fotograaf. Nadar hield van grenzen opzoeken – dat blijkt uit ieder hoofdstuk. Alleen al een fotograaf die schrijft, dat is een prachtige tegenstelling.

Een typische autobiografie? Dat valt wel mee. Hij schrijft over zijn werk als fotograaf met hemzelf als rode draad. Die twee zijn onlosmakelijk verbonden. Zonder Nadar niet deze fotograaf. Zonder deze fotograaf geen Nadar.

Zo beschrijft hij hoe iedereen bevooroordeeld is door één misdaadfoto (De fotografie als moordwapen). Hij twijfelt erover of rechtspreken een positie van een fotograaf is. In Het beroepsgeheim gaat het over het fotograferen van iemand die dood is. In Vrouwelijke en mannelijke klanten gaat het over een zeer hedendaags thema: ijdelheid. De mannen blijken veel ijdeler te zijn als klant. En in Fotografie van een belegerde stad beschrijft Nadar hoe hij tijdens de strijd tegen de Pruisen (de oorlog van 1870) met zijn luchtballon de post meeneemt uit de belegerde stad Parijs.

In een ander hoofdstuk (De rehabilitatie van Gazebon) vertelt hij over hoe een jonge arbeider bij hem thuiskomt en een technisch verhaal houdt over ongekende mogelijkheden. Nadar reageert er sceptisch op, zeker als de jongen om geld vraagt.

‘De menselijke geest gaat van het ingewikkelde uit om tot het eenvoudige te komen…. Omdat ik geen draden nodig heb, heb ik de draden afgeschaft.’

Mijn verbazing sloeg om in verbijstering…

Niet veel later vindt Marconi de uiteraard draadloze telegraaf uit en Nadar kan het niet geloven: draadloos bestaat echt. Het is niet moeilijk om hier de uitvinding van wifi in te lezen, ook al zou die uitvinding nog een eeuw op zich laten wachten (een Nederlandse uitvinding!).

In 1863 laat hij zijn grootste ballon bouwen: Le Géant. In 1867, na een verbouwing, kon hij in de luchtballon twaalf mensen kwijt. De eerste vlucht in Parijs trok 250.000 nieuwsgierigen. Jules Verne zag hier inspiratie in voor Cinq semaines en ballon (1863) (en inspireerde het karakter Michel Ardan ook op Nadar). De tweede keer ging het minder goed met Le Géant: Nadar en zijn vrouw Ernestine (en de overige ballonpassagiers) raakten gewond bij een crash.

Nadar had een tamelijk bizar leven. Het mooie van zijn autobiografie is dat hij daar weer de essentie uithaalt. Het is geen boek waarin je veel achtergrond leert over hem of zijn familie. Wel eindigt het boek met een prachtig stuk over zijn jeugd: 1830 en daaromtrent. Het is als een fotografische tekst: zeer observerend, alsof je in 1830 op straat loopt. Nu is dat best een normale truc bij het schrijven van reportages en longreads maar toen natuurlijk nog niet:

Op de boulevards, overal, was het onvoorstelbaar druk en de algemene stemming was er een van uitbundige vreugde, opmerkelijk vriendelijk; heel wat schorre stemmen konden waarschijnlijk vóór de avond al geen geluid meer uitbrengen. Het krioelde van de met gemaskerde personen volgestouwde rijtuigen, die stapvoets reden en elk moment halt moesten houden.

Wat valt op aan de stijl?

Met vriendschappen met schrijvers als De Nerval, Baudelaire en De Banville is niet vreemd dat hij met meer flair en plezier schrijft dan een gemiddelde broodschrijver uit die tijd. De zinnen zijn niet zo ‘quotebaar’ als je misschien hoopt. Met Nadars lichtvoetigheid zijn de teksten nog prima te lezen, ook al zijn ze anderhalve eeuw oud.

De eerste twee hoofdstukken zijn wat lastig doorheen te komen. Het betere werk zit achteraan. Kortere zinnen, meer dialogen en anekdotes. Met name het hoofdstuk over de foto’s maken (en ontwikkelen: hoe moeilijk is dat) in de luchtballon heeft Biesheuveliaanse kwaliteiten.

Nadar is denk ik op zijn best als hij boos wordt, zoals in dit stukje:

Maar wilt u zien hoe de zelfingenomen van een man tot waanzin verwordt? Dat wordt het duidelijkst gedemonstreerd door de onbegrijpelijke onnadenkendheid van bepaalde kandidaten voor politieke functies, die op het idee zijn gekomen om als beste, doorslaggevende verleidingsmiddel hun foto, de afbeelding van een praatjesverkoper, naar de kiezers te sturen! Welke aantrekkingskracht kan volgens deze lui hun miezerige gezicht hebben, waar alle gemeenheid en lelijkheid op afgetekend staan, waar laaghartigheid en schaamteloze leugenachtigheid van afstralen en waarvan alle trekken verraden dat ze onoprecht en hebzuchtig zijn, overheidsgelden verduisteren en malversaties plegen? Is dit niet het toppunt van egotistische monomanie, dit waanidee om aller harten te veroveren en stemmen te kunnen werven door met dergelijke snuiten in de openbaarheid te treden? Zou Niepce er niet de brui aan hebben gegeven als hij had voorzien hoe zijn uitvinding nu misbruikt wordt?

Heel aardig is zijn onbescheidenheid. Vaak is het normaal in autobiografieën de gewoonte om je prestaties zo te formuleren dat de lezer zelf wel denkt: wat een prestatie! Nadar ziet dat toch anders:

Nooit, nog geen enkele maal is het voorgekomen dat ik aan deze bladzijden, die men niet vaak genoeg kan lezen en herlezen – de mooiste die het menselijke hart en de menselijke geest heeft ingegeven – dacht zonder dat ik meteen aan mijn geliefde Van Monckhoven moest denken (…).

Hij doelt hierbij op een man die veel voor de fotografie heeft betekend. Hij schetst hem door flink tekeer te gaan over het tegenovergestelde van wat hij moet voorstellen – een aardige schrijftruc:

Deze productieve man was namelijk het tegendeel van het type dat maar al te bekend is in een wereld waar de brutalen het voor het zeggen hebben; ik heb het over de pseudogeleerde, de onzichtbare of liever gezegd luisachtige parasiet die zich vaker in de antichambre dan in het laboratorium ophoudt en altijd met andermans veren pronkt, gewichtig, opgeblazen, met ordetekens overladen, wiens enige talent erin bestaat boven op anderen te klimmen om zo zijn eigen kleinheid groter te doen lijken (…), de horzel die gedurende heel zijn onvruchtbare bestaan rond de bijenkorf blijft zoemen zonder er ooit binnen te gaan.

Zelfportret in studio (via Wikimedia Commons)

Nadar schreef het boek Quand j’étais photographe aan het einde van zijn leven. Het werd in 1900 uitgegeven, ruim tien jaar voor zijn dood. De Franse versie is op de site van de Franse bibliotheek te lezen. Het is pas in 2014 in het Nederlands vertaald.

Nadars foto’s en tekeningen vertellen hun eigen verhaal. Bekijk zijn foto’s en tekeningen in een gallery op Wikipedia.

Tevreden met het artikel? Steun het werk van Indipendenza met een kopje koffie:

Meer lezen, luisteren of kijken