Longreads over cultuur - elke maand een nieuwe longread
Waarom was M*A*S*H zo’n belangrijke film?

Waarom was M*A*S*H zo’n belangrijke film?

Robert Altman is een van de belangrijkste Amerikaanse filmregisseurs. Het duurde wel frappant lang voor hij doorbrak met een film die zijn eigen signatuur uitdroeg (op zijn 45e). Dat die film zelfs zo gemaakt werd, was in feite een wonder. Wat Indipendenza wil weten: wat kunnen wij leren van het lef waarmee Robert Altman M*A*S*H maakte?

1 november 2022 / 2020 woorden / 15 minuten leestijd / thema’s: film, geschiedenis, biografie / Dit essay is eerder gepubliceerd geweest op de Belgische filmwebsite Moviegids.be en staat ook in mijn essaybundel ‘Het lef van Altman’. Deze versie is herzien op gebied van stijl.

Waarom beschouw ik M*A*S*H (1970) als een van de beste Amerikaanse komedies van de twintigste eeuw?

Het is niet eenvoudig daar meteen een goed antwoord op te geven. Het is vooral een instinctieve reactie. De film is intussen vijftig jaar oud en ik ken toch nauwelijks een film die nog steeds zo fris oogt. Het was de film waar regisseur Robert Altman zijn ziel en zaligheid in legde, die eigenlijk niet zo gemaakt had kunnen worden als hij niet op de juiste momenten steun kreeg uit onverwachte hoek.

De oorsprong lag bij een boek van een chirurg die werkte tijdens de Korea-oorlog. Ingo Preminger, broer van regisseur Otto, zei tegen de jonge topman van 20th Century Fox, Richard Zanuck: “Lees dit boek.” Zanuck las het en de film in wording lag klaar.

Maar door wie moest het gemaakt worden? Veertien regisseurs wezen het project af of werden zelf afgewezen. Preminger ontmoette Robert Altman, die toen amper een film had afgemaakt. Hij was zelfs ontslagen tijdens de productie van Countdown vanwege zijn passie voor door elkaar gemonteerde dialogen. Hij liet Preminger een kort spottend filmpje zien over joints roken. Preminger vond het geweldig en Zanuck gaf zijn fiat.

M*A*S*H-tip 1: Maak kunst met je eigen ziel en zaligheid

Altman (in 2006 overleden) was iemand die het maken van films vanaf het begin af aan zeer persoonlijk nam. Hij was bezeten van het idee dat hij een auteursfilmer moest worden à la de Europese filmers, en dat bracht hem zijn hele loopbaan op voet van oorlog met de grote studio’s. Die wilden vrijwel zonder uitzondering dat de auteur onbelangrijk was maar moest doen wat de studio goed vond (en dat was wat geld opleverde).

In 1970 was Fox druk bezig met twee andere oorlogsfilms: Tora tora tora en Patton. Die films hadden veel grotere budgetten en waren voor de studio veel belangrijker dan het maar drie miljoen dollar kostende M*A*S*H. Altman rook zijn kans en zorgde ervoor dat hij een half miljoen minder uitgaf dan het budget, om maar geen aandacht te trekken.

De film leverde uiteindelijk $70 miljoen op. Altman verdiende zelf maar $70.000, hoewel de film nooit zo succesvol was geweest zonder zijn lef. Altman vervolgde hierna zijn carrière met veel ups en downs. Hij zou veel gevarieerde films maken, zowel drama als komedie, de een succesvol, de ander minder. Veel moderne regisseurs, zoals bijvoorbeeld Paul T. Anderson, zijn sterk door hem beïnvloed. Maar het startschot van zijn loopbaan was deze film.

De M*A*S*H die Altman maakte, die mij al jaren erg dierbaar is, bewijst het verschil tussen kunst met ziel en lopende band-werk, zoals de tv-serie zou worden. De tv-serie is in alle opzichten het slappe aftreksel van de film. Je ziet mindere acteurs, mindere grappen, mindere filmstijl. Altman had een eigen stijl als regisseur en hij was zelfs niet bang om die toe te passen in wat zijn grote (en misschien wel laatste) kans was op een doorbraak.

Ook al ging het om een komedie: het scheppen van waarheid was een van Altmans belangrijkste motieven om films te maken. De waarheid is spontaner, sneller, rommeliger dan we doorgaans zien in films. Dat betekende bijvoorbeeld bloedige operatiekamers, een rommelig ogende camerastijl, dialogen die elkaar overlappen. Een concessie die Altman moest doen was dat de film niet in Korea werd opgenomen, maar in de bergen van Los Angeles. Dat scheelde wel geld.

Altmans beschrijvingen van chirurgenlevens aan de frontlijn zijn een stuk harder en zwartgalliger dan die in de tv-serie. Altman zei hierover:

Ze waren artsen, geen soldaten. Ze hadden niet eens wapens. Ze moesten een eindeloze hoeveelheid slachtoffers repareren, en het was lastig voor ze om legervoorschriften serieus te nemen. Angst om gedegradeerd te worden hadden ze niet, ze waren noodzakelijk. Zonder de uitspattingen konden ze dat werk niet blijven doen.

M*A*S*H-tip 2: Heb moed en improviseer

Een middel voor Altman om de levens geloofwaardig te vertalen naar celluloid was improvisatie. Er zit veel improvisatie in M*A*S*H. Sommige acteurs schatten de improvisatie op ongeveer tachtig procent van het uiteindelijke materiaal.

Toen scriptschrijver Lardner een keer langskwam op de set van M*A*S*H, riep Altman tegen de crew: ‘Snel jongens, zoek het script, we hebben de schrijver op bezoek.’

Let bijvoorbeeld op de douchescène midden in de film. Sally Kellerman dook de eerste keer zo snel op de grond dat je haar amper zag. De tweede keer, en dat is de scène die in de film is gekomen, lijkt ze overrompeld te kijken naar de groep. Maar ze kijkt overrompeld naar Altman en Gary Burghoff (Radar). Die hadden uit medeleven ook hun broeken omlaag getrokken.

Of René Auberjonois, de dominee, leek het wel geestig om de jeep te zegenen. Aldus geschiedde. Een bizarre memo van de studio waarop stond dat alle plaatjes van vrouwen verwijderd moesten worden werd voorgelezen als voorschrift voor het MASH-kamp.

Of de passage waarin de groep afscheid neemt van Painless Paul. Altman bedacht dat dit afscheid gebaseerd kon worden op het laatste avondmaal. Hij liet de afbeelding van Da Vinci halen en die middag werd de set gebouwd terwijl de acteurs aan het lunchen waren.

Onmiddellijk na de lunch werd de scène geschoten, wat mogelijk verklaart waarom iedereen zo luchtig is, wat ik zelf buitengewoon mooie cinema vind:

M*A*S*H-tip 3: Zorg dat anderen ook plezier hebben aan jouw werkwijze

Een ander middel om die heilige waarheid krijgen was Altmans beroemde observerende filmstijl, die hij in M*A*S*H voor het eerst zo toepaste. Hij hield ervan terloops karakters en locaties te filmen, vaak door ramen heen of op een afstandje. Het idee is alsof de cameraman als een passant kijkt. In een chic filmboek wordt deze techniek ‘esthetica van voyeuristische ironie’ genoemd

Volgens sommigen scheen hij zelfs de acteurs heimelijk met camera’s te achtervolgen op de set. Er zijn in elk geval enorm veel shots achterlangs, door ramen. Je ziet minder standaard mediumshots of close-ups, zoals veel cinema in die tijd nog toepaste. Altman was een vernieuwer.

Altman had ook het inzicht had hoe belangrijk het voor een film is als acteurs plezier beleven aan hun rollen. In plaats van ze een rol op te dringen, kregen ze in MASH ruimte voor eigen interpretatie. Ze komen lekker in hun vel te zitten als je ze veel vrijheid geeft, zoals hij in zijn hele regieloopbaan heeft gedaan met als argument: ‘Het is mijn vak niet.’

Alle acteurs erkennen dertig jaar later dat ze tijdens M*A*S*H een genoeglijke tijd hadden. Altman plukte ook een dozijn acteurs weg uit een theatergezelschap uit San Francisco. Ze moesten allemaal wel iets zeggen, anders zou Fox ze niet betalen. Dus werden er hier en daar zinnetjes bijgeschreven.

Frontcover en backcover van mijn essaybundel ‘Het lef van Altman’ (uitgegeven in 2014)

Buiten de groep vielen hoofdrolspelers Sutherland en Gould. Maar tussen hen was er nauwelijks verschil tussen de vriendschap binnen en buiten beeld. En die vriendschap tussen Trapper John en Hawkeye Pierce vind ik zelf juist een van de mooiste en oprechtste portretteringen van een vriendschap tussen twee mannen die ik ooit in een film heb gezien. Sutherland: ‘Ik vond dat heel bijzonder, want ik ben juist heel slecht in vriendschappen met mannen.’

Ze noemden elkaar voortdurend Shirley tijdens de opnames naar de ex-partner van Sutherland (een ‘Shirley’ is nog in de film terecht gekomen).

De twee zaten zo gerieflijk op hun arrogante eilandje dat ze halverwege de film aan de producer vroegen of Altman ontslagen kon worden. ‘We waren van die arrogante jonge honden’, zegt Gould jaren later. Sutherland: ‘We dachten echt dat Altman geschift was.’

Ironisch is dat die arrogantie perfect bij hun rollen aansluit. Zonder de arrogantie van Trapper John en Hawkeye zou M*A*S*H nooit de anarchistische uitstraling hebben gehad die de film nu heeft gekregen.

M*A*S*H-tip 4: Geloof in je eigenzinnigheid en heb lak aan de meningen van anderen

Waarom M*A*S*H zo leuk is, laat zich niet simpel ontrafelen. Elke keer als ik de film kijk, zie ik weer iets nieuws waarmee de film zich onderscheidt van andere films. Dan weer de montage, dan weer het acteerspel, dan weer de grappen, dan weer de satire. Dat allemaal in een film is al vrij zeldzaam.

Van M*A*S*H houden is vooral beseffen wat er allemaal niet in zit. De film is niet prekerig, er zit geen melodrama in, de humor is niet bleekjes, de karakters zijn niet voorspelbaar, de filmstijl is nergens saai, er is geen scène die te gemaakt of geacteerd lijkt. De oorlog – die toch gek genoeg vaak oorlogsfilms verpest – mis je hier ook. De enige twee schoten vallen tijdens een voetbalwedstrijd.

Robert Altmans kwaliteiten als regisseur werken opmerkelijk goed als hij een sterk kader heeft. Denk aan Short Cuts, The Player, Gosford Park. In dit geval was het kader Ring Lardners script. Die was trouwens erg ontevreden over hoe zijn script was behandeld. Hij vond dat ‘de meeste scènes er min of meer uitkwamen zoals ik ze had bedoeld, ondanks de vele toevoegingen van Altman’. Altman zelf zag dat uiteraard anders:

Mijn belangrijkste toevoeging aan M*A*S*H was het hele concept, de filosofie, de stijl, de casting, al deze dingen laten werken, en natuurlijk de grappen.

Lardner won niettemin de Oscar voor het beste script. En Altman kreeg gek genoeg soms last van het succes van MASH – al zijn films werden met die standaard vergeleken. Op de vraag over laat ontdekt worden, zei hij:

‘Als je leert comfortabel te worden met falen, dan kun je misschien ook langer omgaan met succes.’

Robert Altman was in 1971 te gast bij Dick Cavett en vertelt hoe hij de vijftiende keuze was.

M*A*S*H-tip 5: Heb geluk als je het nodig hebt

Een van de sleutelfactoren die M*A*S*H zo onvergetelijk maakt, is voor mij de ongelooflijke spontaniteit die de hele film ademt. Ruggengraat hiervan is de anekdotische opzet. Je rolt van onderbroekenlol in bloedige operatiescènes, van twee golfende chirurgen in Japan in een dolle voetbalwedstrijd. De passage in Japan wordt als een van de minste gedeelten van de film beschouwd – ook Altman wist niet of hij de passage in de film wilde hebben. Zelf ben ik ervan overtuigd dat juist deze passage de film veel goeds doet omdat hierdoor de andere scènes meer kunnen uitblinken.

Uiteindelijk is niets uit de film verwijderd terwijl iedereen vooraf moet hebben gezien hoe M*A*S*H stiekem ook ging over de Amerikaanse invasie van Vietnam, terwijl die nog gaande was. De studio’s van vandaag de dag zouden vermoedelijk nooit meer zo’n gebrek aan controle toelaten. Een bewijs is dat de hedendaagse M*A*S*H er niet is. Het dichtste in de buurt komt volgens mij Three Kings, maar die film verandert na een veelbelovend begin ook in een conventionele actiefilm. Verder zijn films over de oorlog zelden satirisch.

Niettemin zag Altman na een vertoning in de montagekamer wel de kansen op zijn film slinken, toen medewerkers van Fox tegen baas Darryl Zanuck zeiden: ‘Al die operatiescènes moeten er uit.’ De directeur had van zijn verblijf uit Frankrijk twee jonge Franse dames meegenomen en ze riepen meteen uit: ‘Ben je gek! Die maken die film juist tof!’ En de scènes bleven erin.

Soms is het nou eenmaal zo dat twee Franse meisjes verantwoordelijk zijn voor de komedie der komedies.

Meer lezen of luisteren