Longreads over cultuur - elke maand een nieuwe longread
Hoe zijn de Italiaanse ijssalons in Nederland ontstaan?

Hoe zijn de Italiaanse ijssalons in Nederland ontstaan?

De nieuwe animatiefilm No Dogs or Italians Allowed – die net niet de publieksprijs won op IFFR – vertelt het verhaal van Italiaanse arbeidersmigranten in Frankrijk in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. In dezelfde periode kwamen begonnen Italianen ook ijssalons in Nederland. Wat Indipendenza graag wil weten: hoe kwamen de eerste Italiaanse ijssalons in Nederland?

1 januari 2023 / 1907 woorden / 10 minuten leestijd / thema’s: geschiedenis, ijs, Italië / Dit artikel bevat bewerkingen van eerder gepubliceerde interviews (uit 2015) op Jegens & Tevens en de voorganger van deze website.

Wat is de achtergrond van dit artikel?

Van 2012 tot 2014 werkte ik mee aan een fotoboek over de iconische Haagse ijssalon Florencia. Dat boek Florencia, ‘de huiskamer van de stad’ is bestelbaar via bol.com. Het bevat foto’s van Otto Snoek en teksten met Florenciagangers.

Belangrijke bron was het boek IJscomannen en schoorsteenvegers: Italiaanse ambachtslieden in Nederland uit 1982. Cultureel antropoloog Frank Bovenkerk, schrijver van dat boek, vertelde aan ons over de geschiedenis van de ijssalons in Nederland en hoe dat boek tot stand kwam.

Voor het boek hielden we nog veel meer interviews, waaronder met de makers van het boek: Rieme Gleijm en Stephan Czikos. Dat interview is eerder gepubliceerd in het kunstblad Jegens & Tevens. Dit is de verkorte versie.

Het tegenvoorbeeld van zielig zijn: Frank Bovenkerk over zijn onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van Italiaanse ijssalons in Nederland

We passeren in de Utrechtse binnenstad een groep korpsleden – die net drank aan het uitladen zijn. Vlak achter hen is de ingang van het Willem Pompe Instituut. Daar is Frank Bovenkerk hoogleraar emiritus. 

Via trappetjes en nauwe doorgangen komen we in zijn werkkamer. Een muur van boeken kijkt ons aan. Frank werkt even een croissant naar binnen en duikt dan voor ons in zijn verleden, 1982, toen hij werkte aan het boek Italiaans ijs (later opnieuw uitgegeven onder de titel IJscomannen en schoorsteenvegers: Italiaanse ambachtslieden in Nederland). In ruim een uur vertelt hij alles wat hij er zich nog van herinnert.

‘In 1982 werd er in Nederland nog erg tragisch gedaan over minderheden. Toen waren ze vooral zielig. En ik dacht bij mezelf: is dat altijd zo? Ik dacht terug aan mijn eigen jeugd, de jaren vijftig in Haarlem. In de Grote Houtstraat had je een ijssalon Geraudi. Daar stonden Italianen achter de bar, en ook een bloedmooie meid. Daar kwamen wij als middelbare scholieren vaak, zoals je tegenwoordig vaak naar coffeeshops gaat.

‘Die zaak liep volgens mij economisch gezien als een trein. Je had ongeveer drie ijssalons in Haarlem. Ik dacht bij mezelf: dit is het tegenvoorbeeld van dat ze zielig zijn.

‘Toen heb ik het telefoonboek gepakt van Utrecht, keek ik bij ijssalon, zag ik Venezia, en belde ik de eigenaar maar eens op. Hij zei: ‘Kom maar langs over twee weken’. Hij heeft me toen de hele avond verteld over de geschiedenis van zijn familie. Daarna zei hij: nu ben je hier geweest, dan moet je ook naar Groningen, de Talamini aldaar. 

‘Daar gingen mijn ogen helemaal open. Een mooie blinkende ijssalon beneden. Als ik hem interviewde, moest ik de trap op en kwam ik in een grote bijkeuken. De wanden bestonden uit één doorlopende foto van de plaats Vodo di Cadore. En hij zei: daar komt die man van Sittard vandaan, daar die ene van Den Haag. Toen wist ik: dit is een gouden onderwerp.’

De emigratiejas

‘Vervolgens heb ik geld aangevraagd bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Die ambtenaren wisten absoluut niet wat ze ermee aan moesten. Wie gaat er nu onderzoek doen naar een geslaagde migrantengroep? Maar ik kreeg geld voor het onderzoek. Een man in de begeleidingscommissie zei: ‘Je bent bezig uit te leggen wat een goede route is voor sociale stijging in Nederland. Sommigen groepen proberen via politiek functies te krijgen, anderen via het leger, weer anderen via formeel onderwijs op de universiteit. Maar Italianen zijn zelfstandig ondernemers.’ Ik dacht: verrek, daar heb je gelijk in. En zo is het boek ontstaan.

‘Ik had puur geluk dat Italo de Lorenzo zo open was. Die vader van hem was een erg interessante man. De Lorenzo van Venezia zei tegen zijn knechten, als ze genoeg geld hadden: ‘Je mag je vestigen. Ik wil je helpen. Maar a debita distanza. Je moet niet in mijn vaarwater zitten.’ 

‘Zo hebben ze zich verspreid. Dat was een interessante variabele, niet zoals de moderne immigranten, die juist bij elkaar gaan wonen, maar welbewust uit elkaar gaan wonen. Het was een wonderlijke combinatie van uit elkaar gaan, slecht geïntegreerd zijn, maar toch respect afdwingen van de Nederlandse bevolking omdat ze hun eigen unieke ding bijdroegen. En dat vond ik als antropoloog heel interessant.

‘We maakten daarna afspraken met die lui. Af en toe zei er één nee. In alle landen waar ze heen zijn gegaan, zijn ze heel voorzichtig geweest. Je kunt er zo uitgeflikkerd worden. Er hoeft maar een oorlog uit te breken. Die mensen moesten ook onwaarschijnlijk hard werken. Dat is heel indrukwekkend als je dat hoort. Dan leggen ze geld bij elkaar, gaat er eentje weg, komt er eentje terug, heeft hij geld genoeg gespaard om een grote jas te kopen. De hele familie gebruikte die jas dan om naar koude streken te gaan. Dat was de emigratiejas.’

Een heel panorama van allerlei neringdoenden

‘Wij kwamen bij hen met een mooi verhaal: wij zijn er juist op uit om jullie succes te laten blijken. Niet iedereen wilde meewerken. Zoals Ennio Talamini uit Deventer. Dat was een hele ondernemer, die kerel, die heeft in Miami een nieuw soort Venetië proberen te maken. Hij maakte paars ijs met grote parasollen erop. Maar hij is hier teruggekomen en rijk geworden. Hij had een neefje, Tito Talamini in Zutphen, en die twee hadden afgesproken: we praten niet met ze. Na afloop, toen het boek uitkwam, dat in ontvangst werd genomen door de ambassadeur van Italië, toen heeft hij mij ook opgebeld en gezegd dat hij er spijt van had.

‘Een dag na een uitzending hierover bij Sonja werd ik opgebeld door de heer Rusconi. Opeens kwam er een heel panorama in zicht van allerlei kleine neringdoenden die een of andere ambachtelijkheid uit Italië hadden meegenomen. Die bleken hier al sinds de zeventiende eeuw te zitten. Zo hebben we het boek uitgebreid met een stuk over terrazzowerkers in Friuli. Vervolgens hebben we geld gekregen om het stuk over ijsbereiders uit te breiden. In de nieuwe editie zit ook een hoofdstuk over Europa. En het is daarna nog uitgebreid met een stuk over schoorsteenvegers.

‘Er waren mensen die in de achttiende eeuw langs de deur gingen met marmotten want mensen hadden nog nooit marmotten gezien. ‘Uw dochter mag voor 2 cent een marmot zien.’ Dan deden ze de deksel van een schoenendoos omhoog. Anderen hadden de buis van Toricelli meegenomen, een barometer, die ze verkochten. Anderen kwamen de camera obscura demonstreren langs de deur. De schoorsteenvegers zitten er ook al vanaf 1700. Er waren ook een boel lui in Amsterdam die de witte lambrizeringen van de grachtenhuizen hebben gemaakt. En architecten. Er is een constante stroom in de geschiedenis geweest van alle mogelijke Italianen naar Nederland. Als je het weet, kun je overal plekken terugvinden.’


De persoonlijke band met een ijssalon: Rieme Gleijm en Stephan Csikós over hun fotoboek over ijssalon Florencia

Een paar jaar geleden zaten grafisch ontwerpers Rieme Gleijm en Stephan Csikós op het terras van Florencia. De Florenciakoffie stond voor ze te dampen. Ze waren van plan om een werkoverleg te houden maar het gesprek nam een andere wending. ‘Het is net een film die hier aan je voorbij gaat,’ zei Stephan. ‘Alle types die hier langskomen…,’ zei Rieme, ‘dat zou vastgelegd moeten worden.’

Dus waarom geen boek maken over Florencia? Waarom ook niet? Beiden hadden als ontwerper al ervaring met het maken van boeken. En ze hakten de knoop door: er zou een fotoboek over Florencia verschijnen – voorzien van enkele teksten.

Het was het begin van een project waarvoor de adem een stuk langer moest zijn dan ze aanvankelijk in gedachten hadden.

Cover van het boek: Florencia: Huiskamer van de stad

In een merkwaardig nisje van de ijssalon nemen ze tijd om even terug te blikken nu het project ten einde is. De wc is er vlak naast. Ze speculeren hoeveel jaar de plaatjes van het mannetje en vrouwtje al op de deur zitten. Net als het glimmende plafond, dat er al zit zolang iedereen zich kan herinneren. ‘Kijk’, zegt Stephan terwijl hij wijst naar een hoek van de zaak, ‘daar stond vroeger een echte boom en nu een namaakplant. Er verandert dus toch soms iets.’

Met wederom Florenciakoffie dampend op tafel, blikken ze terug op de beginperiode. Ze dachten aanvankelijk dat het project niet veel extra werk zou opleveren. Stephan: ‘We dachten: we verzamelen wat mensen bij elkaar, vragen er wat fondsen voor aan. Maar dat was een misrekening… We hebben ons niet gerealiseerd hoeveel werk het wel was. De crisis heeft ook niet geholpen in het vinden van de nodige financiële bijdragen.’ Rieme: ‘De mensen die de charme van dit project inzien, zijn nou eenmaal geen multinationals.’

Wel werden ze gemotiveerd door een oneindige stroom enthousiaste reacties. Stephan: ‘Joh, zeggen ze dan, ik kwam er vroeger al, met mijn opa. Ik vind het zo leuk om daar te zitten en naar mensen te kijken!’

Foto © Otto Snoek / Uit het boek ‘Florencia, Huiskamer van de stad’

Ze zochten een passende fotograaf. Die was snel gevonden: Otto Snoek, bekend van zijn confronterende straatfotografie (Why not, Rotterdam, Ukranian Crossroads). ‘We dachten meteen aan hem’, zegt Stephan, ‘en het paste ook precies in zijn straatje.’ Rieme: ‘Een verschil is dat hij meestal in de openbare ruimte fotografeert, zoals op pleinen. Daar is de mogelijkheid om beweging en passerende mensen vast te leggen. Hier zitten mensen stil. Je hebt dan een andere relatie met het publiek. Maar hij is heel goed met mensen.’ Otto Snoek had er zelf ook wel oren naar, dus dat was geregeld.

De fotograaf in actie / © Stephan Csikós en Rieme Gleijm

Een man onderbreekt ons gesprek. ‘Is die kaastosti soms voor jullie?’ We maken van de gelegenheid gebruik om nog maar wat koffie te halen. Eén euro, vermoedelijk kun je het nergens goedkoper krijgen. En altijd uit dezelfde oude koffieketels.

Hoe keek Florencia eigenlijk naar het project? ‘Ze waren wel positief’, zegt Stephan. Adriana, de huidige bazin van Florencia en er al werkzaam sinds de jaren vijftig, wist uiteraard wel dat er een fotograaf regelmatig kwam om zijn werk te doen. En ook zij is geïnterviewd voor het boek. Stephan: ‘Maar het boek gaat specifiek niet over de ijssalon en koffiezaak zelf, maar de mensen die er komen.’ Kortom: de sociaal-culturele betekenis van Florencia.

Paard op terras (foto niet van Otto Snoek)

Kenmerkend voor Florencia is vooral de persoonlijke band die iedereen lijkt te hebben met de zaak. Hoe persoonlijk is hun eigen band? Stephan: ‘Mijn werkplek is hier vlakbij. Ik kom er daardoor regelmatig. Maar voordat ik hier zat met mijn studio, was ik nog geen reguliere bezoeker.’

Rieme: ‘Ik ben een groot ijsfan, dat heb ik van mijn vader, die kwam hier ook als kind een ijsje halen. Later kwam hij na de nachtdienst nog een bakkie doen. Voor mij, als ik hier langsfiets, is het heel verleidelijk om even naar binnen te stappen en drie bolletjes te halen.’

Als de tweede kop op is, nemen we afscheid en keren weer Florencia de rug toe. Vast niet voor lang.

Meer lezen?