Hoe schilder je honderd keer hetzelfde plein in Parijs? (interview)

Twee keer interviewde ik kunstenaar Erik Pape. Hij bezocht ieder jaar Parijs en schilderde dan altijd hetzelfde plein, het Place Stalingrad. Nu is er een overzichtstentoonstelling in Museum Rijswijk. Tijd om de twee interviews te herpubliceren. Wat Indipendenza wil weten: hoe kun je niet saai raken van steeds hetzelfde onderwerp?

2352 woorden / 12 minuten leestijd / Thema’s: geschiedenis, Parijs, reizen, kunst, schilderkunst / Deze interviews zijn eerder verschenen op Jegens & Tevens

Er zijn talloze kunstenaars die zich door slechts een onderwerp laten inspireren. Pieter Claesz en zijn stillevens. Philip Akkerman die elke dag een zelfportret schildert. Monet die zich door station Saint-Lazare liet inspireren.

En Erik Pape krijgt nooit genoeg van het Place de la bataille-de-Stalingrad in Parijs, gelegen in het noordoosten van de stad, vlakbij Gare de l’Est, Bassin de la Vilette en metrostation Jaurès. In de volksmond wordt het ook wel het Place Stalingrad genoemd. Het ziet er ongeveer zo uit (foto 2025):

Ik sprak Erik Pape toen over naar aanleiding van een expositie in 2015 in 38CC. Mooie verhalen over geplunderde galeries, ontmoetingen met Chirac en vriendschappen met clochards. In het cafeetje bij 38CC – toen nog aan de Hooikade – spraken we over zijn passie voor dit ene plein.

In 2021 deed ik een follow-up-interview in verband met de coronatijd. Deze twee interviews heb ik hieronder samengevoegd.

Hoe ontstond de passie voor Parijs?

Toen ik op de mulo zat wilde ik al naar Parijs. In Den Haag had je een vleeshandelaar die wekelijks naar de hallen in Parijs reed, en dan kon je voor 25 gulden heen en terug. Maar dat heb ik nooit gedaan. Eind jaren zeventig kreeg ik een aantal reisbeurzen om erheen te gaan. Ik ben begonnen in het midden van Parijs.

Mijn vrienden woonden toen nog aan de Boulevard Saint-Germain. Ik begon met het schilderen van fonteinen en vijvers. Ik vond het daar veel weidser. De afstand werkt ook mee, dat je anoniem in zo’n stad kunt werken.

Vanuit een punt ben ik stersgewijs door Parijs gaan wandelen. Op een gegeven moment kwam ik uit bij het Canal Saint-Martin. Daar zat een bocht in. Bochten vind ik nogal mooi. Als je dan dat Canal afloopt, kom je op het Place Stalingrad terecht. Dit plein is een kruising van uitvalswegen naar het noorden.

Vroeger was het een busstation en vertrokken er bussen naar Joegoslavië, Spanje, Italië, voor alle gastarbeiders. Een mooi art deco busstation. Nu is het helemaal opnieuw ingericht.

Toen ik daar aankwam, werd ik wel gegrepen door de metro die daar bovengronds gaat. Dat is metrolijn 2. Midden op het plein, dat niet echt een plein is, meer een weg, heb je La Rotonde, en daaromheen slingert die ijzeren metro.

Die zuilen vond ik meteen fantastisch. Met zo’n Korintisch-Dorisch kapiteel erbovenop. Als je eronder staat, lijkt het net of je in een kerk staat. Omdat die lijn slingert, krijg je dat die zuilen niet op een rij staan. Zo krijg je perspectieven.

Natuurlijk heb ik nog verder gekeken. Je hebt ook lijn 6, aan de zuidkant, die gaat ook bovenlangs. Maar ik had er niet hetzelfde gevoel bij. Het is bij dit plein gebleven. Ik zou ook best andere mooie locaties in de rest van Europa willen ontdekken, maar dan heb ik een driedubbel leven nodig.

Hoe ziet je werkdag eruit op het Place Stalingrad?

Sinds 1980 ga ik de hele maand september naar Parijs om te werken. Vrienden hebben een kamer voor me, die doen het eten en mijn was. Fantastische vrienden! Rond een uur of half elf ’s ochtends vertrek ik naar Place Stalingrad, maak ik aquarellen, eet ik in een brasserie, en een uur of vijf ga ik weer terug.

De aquarellen maak ik meestal maar van een punt. Ik zit op het basement van een zuil, dus buiten, en dan kun je zo verschillende richtingen uit kijken. Als ik er eenmaal zit, hoor ik niets meer. Als een metro boven mijn hoofd raast, heb ik dat niet meer in de gaten. De auto’s merk ik ook niet meer op. Dan verdwijn ik in de entourage.

Ik schets voornamelijk architectuur en bomen. Mensen zijn inwisselbaar en het plein is statisch. Als ik ook mensen ga schilderen, wordt het zo anekdotisch. En er zijn al genoeg kitschschilders in Parijs.

Ik denk dat mijn liefde voor het Place Stalingrad komt door die rare slinger en door de aparte ambiance van het plein. Het is levendig, er zijn veel nationaliteiten. In het begin waren het vooral arbeiders die er tussen de middag in brasseries aten, moest je nog in de rij staan om binnen te komen.
 
De aquarellen zitten in een boek. Als ik het boek gemaakt hebt, gaat het dicht. In mijn atelier probeer ik het voor de geest te halen, zonder in zo’n boek te kijken. Dan gaat het schilderen beginnen. Die aquarellen zijn een houvast, een dagboek.

Hoe is het werk geëvolueerd?

Het eerste doek was een weergave van wat ik zag. Dat is langzamerhand geëvolueerd met de indrukken die je daar krijgt, de verbondenheid die je daar krijgt. Clochards die me herkennen na al die jaren. Ik heb een eigen plek bij de brasserie.

Maar ook technisch verander je. Het zit in steeds meer de ruimte opzoeken, in het schilderij zelf, hoe je dingen gaat plaatsen op het vlak. Het is de bedoeling dat geen werk op elkaar lijkt.

De kleuren bepaal ik intuïtief, soms gewoon welke kleur voor handen is. Bij de laatste schilderijen is ook zilververf verwerkt. De metro is met zilververf beschilderd. Ik dacht: waarom niet. Dat is een verwijzing naar de realiteit.

De locatie is in de loop der jaren vast ook veranderd.

Het is nu totaal anders. De buurt is overgenomen door yuppen. Het was ook wel een vreselijke buurt en ’s avonds is het er nog steeds niet veilig. Je wordt ook altijd gewaarschuwd: ga niet daarheen! Er wordt veel gedeald. Ik kom er niet graag meer ’s avonds, hooguit om even te filmen, en dan snel weer terug.

Eind jaren negentig, begin 2000, was het veel gemoedelijker. Kwam er een bus met joodse kinderen, en die gingen spelen tussen de Arabieren. Langzamerhand is dat geëscaleerd. Veel mannen die jongens daar ronselden met een Koran in hun handen. De aanslagplegers van Charlie Hebdo kwamen daar ook vandaan, Place Stalingrad.

Die thema’s zie je niet direct terug in mijn werk. Het blijft wel in mijn hoofd hangen. Mijn doeken zijn ook beslist niet zonnig impressionistisch. De grauwheid van het bestaan zie je denk ik wel terug in de doeken.

Er liggen daar bijvoorbeeld enorm veel clochards te slapen. Daar heb ik wat mee, ik trek me dat wel aan. Als er een clochard voor de deur ligt van die vrienden van mij, en dat gebeurt wel eens, dan wordt hem eten gegeven. Je hebt clochards die nooit de wijk verlaten en die onderhouden worden door de buurt. Alleen de politie is erg repressief.

Is het project ooit afgelopen?

Bij mij is het zo dat ik vrij snel achter elkaar schilder, tot er zo’n punt komt waarvan ik denk: ik moet ze allemaal herzien. Een voor een gaan ze aan de muur. Welke niet bevallen, die worden aangepakt. Een stuk is wel goed, een stuk klopt niet. Er zitten erbij die drie of vier keer zijn overschilderd.

Op zeker moment dacht ik: waarom doorschilderen? Ik kan beter alles opnieuw bekijken. En daaruit leren wat kan blijven staan en wat weg kan. Er is altijd wel iets in een schilderij of tekening wat goed is, dat is dan het uitgangspunt. Het moet wel verband hebben met het onderliggende. Dus als je een totaal ander schilderij overheen zou maken, dat werkt niet.

Het kan zelfs zijn dat schilderijen nog weer aangepast worden. Daarom noem ik ze graag werken in uitvoering. Maar een schilderij dat verkocht is, dan is het afgelopen. Het is moeilijk maar dan zet ik het ook helemaal uit mijn hoofd, bij wijze van spreken ken ik dat schilderij niet meer.

Het eigenaardige is dat ik toch nog steeds elke keer het idee heb dat ik het plein niet te pakken krijg. Ik denk steeds: er is iets anders wat erachter zit. Daar probeer ik mijn vinger achter te krijgen. Het heeft vermoedelijk te maken met het mysterie van dat plein. En dat is ook de reden waarom ik elke keer doorschilder.

Komt er wel eens respons uit Parijs?

Nee. Ik heb vroeger wel een galerie gehad in Parijs in het winkelgebied van Palais Royal. Maar op een dag werd ik in Parijs gebeld vanuit Den Haag. Iemand vertelde me dat de galerie weg was. Dus ik snel naar die galerie toe maar inderdaad, alles was leeg. ’s Nachts moet er een vrachtwagen voor de deur zijn geparkeerd en alles moet toen zijn ingeladen. Bij de buren gevraagd maar niemand had iets gemerkt.

En Chirac, de vroegere president, heb ik ooit ontmoet. Ik zat toen te werken bij het Canal Saint-Martin. Hij vroeg me toen: ‘Waarom doe je dit nu in Parijs?’ ‘Vanwege het licht,’ was mijn antwoord. Toen zei hij dat hij net in Delft was geweest. ‘Waarom niet dáár? Het is net zo mooi!’

Update-interview uit 2021 over de coronatijd die de jaarlijkse bezoeken aan Parijs onderbraken, en de nieuwe reeks die hieruit ontstond: De Dingen die mij opvielen.

Je kon in de coronaperiode niet naar Parijs. Wat heb je in plaats daarvan gedaan?

In maart dacht ik: misschien dat in augustus alles over is, kan ik in september toch naar Parijs. In de zomermaanden was het ook iets minder met corona. Maar ik vond dat toch te riskant. Als ik de enorme mensenmassa’s de Parijse metro zag binnenstromen… Liever niet daartussen.

De lockdown in Parijs was ook heel heftig. De wijk waar ik altijd rondzwerf, was min of meer afgesloten. Er waren straten waar je alleen met een mondkapje op in mocht. De vrienden waar ik ieder jaar logeer, mochten alleen naar buiten met een attest om boodschappen te doen. En dan alleen 1 kilometer in de omtrek. Zij gingen daarom naar hun tweede huis in het zuiden van Frankrijk. Alle restaurants waren ook dicht.

In september 2020 bleef ik dus in Delft. In het begin vond ik dat helemaal niet erg want het was hier ook lekker weer. In oktober, november begon het toch aan mij te knagen. Er is iets weg, het is ongrijpbaar waarom het weg is.

Miste je het jaarlijkse bezoek aan Parijs?

Ik keek wel op internet naar films van Parijs. Dat zegt me dan niets. Ik moet het kennen, ik moet in die straat gelopen hebben bijvoorbeeld. Het moet een verbondenheid hebben met mezelf. Ik dacht ook nog even: zal ik naar Den Haag of Rotterdam gaan en daar gaan rondlopen? Maar ik ken het daar te goed.

In Parijs word ik elke keer weer verrast door kleine dingen die een normale toerist niet ziet. En het menselijke contact met de vaste bewoners van dat plein mis ik ook. Je ziet mensen al vijf jaar op dezelfde bank zitten. De brasserie waar ik altijd kom en waar ik mijn eigen plekje heb.

Het plein verandert ook telkens van gezicht. Een jaar of vijf geleden was het plein nog in de ban van de extremistische ronselaars. In 2017 waren die weg en zat het plein vol asielzoekers. Aan de ene kant zaten de mensen met geld in de zon cocktails te drinken, aan de andere kant de asielzoekers in tentjes. Nu is het weer meer drugsgerelateerd. ‘s Avonds is het er linke soep. Je ziet die dingen niet direct terug in mijn werk maar het zit wel in mijn herinneringen.

Bloemenvaas, 60 x 80 cm., 06 2020

Kun je wat meer vertellen over je nieuwe serie, De dingen die mij opvielen?

Ik heb in het atelier video’s gekeken die ik de afgelopen jaren heb opgenomen. Dat lampje daar is uit een etalage van een lingeriezaak en heb ik op video gefilmd. Die lampjes zie je in overvloed in Frankrijk. Elke hotelkamer had er vroeger een. Op het moment dat je dat ziet, denk je meteen aan het hotel in 1980 waar het lampje boven de wastafel hing. Het is een samenstelsel van jaren.

Daarnaast een vaas met de sjaal van keramiek. Ik zag een keer twee van die vazen in een kerk naast het beeld van Maria. Ik vond dat zo enorm wonderlijk, heb er ook een video van gemaakt. Met video kan ik eromheen draaien, speelt de omgeving ook meer een rol.

Deze serie noem ik de De dingen die mij opvielen… Op die puntjes moet staan: tijdens wandelingen. Dan loop je door zo’n straat met veel winkels, ineens schiet ineens iets op je netvlies. Waarom? De kleuren, de vormen, de vreemde entourage. De video is dan een klein geheugensteuntje. Dat is heel klein, niemand die het ziet.

Ik ben ook begonnen om alle schilderijen weer door te kijken en degenen die me niet bevallen weer af te schuren. En opnieuw te gebruiken.

Door die coronatijd denk ik meer na. Het is wel een mooie tijd om goed na te denken waar je mee bezig bent en of alles wat je maakt de waarde heeft die je eraan wilt hechten.

Meer lezen, luisteren of kijken?