Longreads over cultuur - elke maand een nieuwe longread
Hoe waren de Haagse jaren van Van Gogh?

Hoe waren de Haagse jaren van Van Gogh?

Brabant, ja, Parijs en de Provence. Zo ver komen we meestal als we opsommen waar Van Gogh heeft gewoond. Maar wie weet dat hij vlak achter de Prinsegracht heeft gewoond, vissers schilderde in Scheveningen, werkte op de Plaats en een atelier had vlakbij het Centraal Station in Den Haag? Indipendenza wil weten: hoe zag het leven van Van Gogh in Den Haag er echt uit?

2 december 2016 / 2258 woorden / 17,4 minuten leestijd / Dit artikel is eerder verschenen in Pandora Magazine #4.

Op Plaats 20 hangt een plaquette. Van 1869 tot en met 1873 werkt Vincent van Gogh bij kunsthandel Goupil & Cie. Hij vertrekt en wordt later kunstenaar. In 1881 keert hij terug in Den Haag. De contacten zijn er; de vooruitzichten zijn goed voor de beginnende schilder. Toch werkt het niet. In 1883 vertrekt hij weer. Wat ging er mis?

Goupil & Cie op de Plaats © Haags Gemeentearchief

1. Maison Van Gogh: Van Gogh als verkoper

Als de zestienjarige in Den Haag gaat werken, zijn de vooruitzichten prima. Drie ooms van Vincent leven al van de kunsthandel: Hendrik Vincent (oom Hein), Cornelis Marinus (oom Cor) en Vincent (bijnaam Cent). Het is dus feitelijk juist als iemand beweert dat Vincent van Gogh in een zaak heeft gewerkt van een andere, succesvolle Vincent van Gogh.

Maison Van Gogh, de zaak van ‘Cent’, loopt goed. Er wordt goed verdiend aan de schilderijen die schilders maken om hun kwasten en verf mee te kunnen betalen. Het komt tot een samenwerking met Goupil uit Parijs, en de zaak verhuist naar de Plaats (om de hoek bij de Gevangenpoort). Een mooi statig gebouw waarvan de etalages gevuld zijn met kunstwerken. Kunstenaars en handelaars komen en gaan; het is een locatie waar het succes van afstraalt.

De jonge Van Gogh loopt elke dag naar zijn werk langs de drukte van de bootjes op de Prinsegracht, want die wordt pas in 1881 gedempt. Hij woont in een kosthuis op de Lange Beestenmarkt 32. Soms wandelt hij door naar de arcaden op het Binnenhof, waar hij bij boekenstalletjes reproducties van illustraties koopt uit tijdschriften zoals The Graphic en The Illustrated London News. Hij kocht er ook de boeken van Balzac, Zola, Dickens, Hugo, Beecher Stowe.

2. De lessen van Anton Mauve en de vorming van een kunstenaar

Maar Vincent is geen modelarbeider. Plotselinge rusteloosheid gaat meer en meer zijn beslissingen bepalen. Hij stopt met zijn werk, wordt hulpprediker en leraar in Ramsgate, boekverkoper in Dordrecht, student Theologie in Amsterdam (haakt af voor het toelatingsexamen), evangelist voor mijnwerkers in Borinage, België, en ten slotte, mede op verzoek van zijn broer Theo: schilder.

Vincent keert eind 1881 terug naar Den Haag, want daar is het schildersmomentum: de Haagse School die furore maakt. Op de Uilebomen 198 (vlak achter de Ammunitiehaven) woont de schilder Anton Mauve, die getrouwd was met Vincents nicht en is de beroerdste niet. Hij geeft de jonge Vincent teken- en schilderles.

De straat waar Van Gogh eens woonde; nu een saaie woonwijk met huizen uit de jaren tachtig
De straat waar Van Gogh eens woonde; nu een saaie woonwijk met huizen uit de jaren tachtig

Via Mauve vindt Van Gogh een atelier op de Schenkweg. Nu een saai wijkje pal naast het Centraal Station, met huizen uit de jaren tachtig die omgeven zijn door kantoorkolossen, toen een paar tochtige huizen in poldergebied. Halverwege 1882 verhuist hij vanwege lekkages naar het pand ernaast (136).

In 1882 beschrijft hij in een brief zo zijn atelier:

“Het atelier ziet er zoo echt uit dunkt mij – effen grijsbruin behangsel, geschrobde planken vloer, neteldoek op latten gespannen voor de ramen, alles helder. En natuurlijk de studies aan den muur, een ezel aan iederen kant en een groote withouten werktafel. Dan sluit aan ‘t atelier een soort alkoof waar de teekenplanken, portefeuilles, doozen, stokken &c. staan &; waar ook al de prenten liggen. En in den hoek een kast met al de potjes en flesschen en verder al mijn boeken. Dan het huiskamertje met een tafel, eenige keukenstoelen, een petroleumstel, een grooten rieten leuningstoel voor de vrouw in ’t hoekje bij het raam dat op die U uit de teekening bekende werf en weilanden uitziet, en daarnaast een klein ijzer wiegje met een groen wiegekleed. (…) “Gij moet me U dus maar voorstellen als zittende s’morgens om een uur of 4 al voor mijn zolderraampje, bezig met mijn perspectiefraam de weilanden & de timmermanswerf te bestudeeren – als de vuren in ’t hofje aangemaakt worden om koffij te zetten & de eerste arbeider op de werf komt slenteren.”

3. Experimenteren: ontwikkeling in het werk van Van Gogh

Mauve motiveert Van Gogh steeds meer om te experimenteren met aquarel en olieverf. Hij leert ermee omgaan; een begin van wat ooit zijn handelsmerk zal worden:

“En tegelijk kan men er teere dingen mee zeggen ook – een zacht grijs of groen laten spreken midden in de ruwigheid. Ik ben er zeer blij om dat ik het noodige gereedschap heb want ik heb mijn lust al dikwijls eigentlijk bedwongen. Het opent een veel ruimer horizon.”

Vincent komt via hem weer in contact met talloze andere schilders, zoals Jacob en Matthijs Maris, Mesdag, Israëls, Weissenbruch, Breitner. Zijn kunstzinnige ontwikkeling krijgt een flinke slinger. Maar hij vindt dat hij een lange weg heeft te gaan. Aan zijn broer schrijft hij:

“Steeds blijft het mij een oorzaak van een soort teleurstelling dat ik in mijn teekeningen nog niet dat zie wat ik er in hebben wilde.”

Liever dan landschapjes schilderen, schildert Van Gogh sprekende karakters. Met Breitner bezoekt hij geregeld de gaarkeuken in de Oude Molstraat om ‘typen‘ te tekenen. De schilders van de Haagse School komen daar niet hun bed voor uit. Ambachtslieden hebben ook zijn voorkeur. Hij tekent nettenverstellers, vissers, onkruidverbranders, duinwerkers, aardappelwroeters, schuitentrekkers, turfspitters en turfdragers. Hij gaat geregeld naar Scheveningen om daar de arbeiders te schilderen.

Hij ziet de schoonheid waar andere schilders dat niet zien. Aan zijn broer schrijft hij:

“Hoe mooi hier die oude hofjes zijn daar kan ik geen woorden voor vinden. (…) Ik zie hier te s’Hage om zoo te zeggen iederen dag eene wereld die door zeer velen voorbij geloopen wordt en zeer verschillend is van wat de meesten maken.”

Het valt hem niet altijd makkelijk om tussen de mensen te werken. In een brief aan zijn broer:

“Gij moet weten dat ik tegenwoordig s’morgens 4 uur al buiten zit omdat het op den dag te moeielijk is op straat te zitten wegens de voorbijgangers & straatjongens & ook het mooiste moment om de groote lijnen te zien als de dingen nog toonig zijn.”

4. Begin van de armoede en de onverkoopbaarheid

Wrang is dat Vincent in het chique kunstwereldje meeloopt maar in tegenstelling tot vele anderen geen cent te makken heeft. Hij moet verbouwereerd zijn geweest dat zijn geweldige Haagse familieconnecties hem er nauwelijks op vooruit helpen. Dezelfde Tersteeg die zo laaiend enthousiast was over de juniorverkoper, noemt zijn werken nu onverkoopbaar.

“[Tersteeg] heeft mij nu jaren lang beschouwd als een soort suffer & droomer, (…) en zegt zelfs van mijn teekeningen: dat is een soort opiumbedwelming die ge U zelf toedient om de pijn niet te voelen die het U kost dat gij geen aquarellen maken kunt.” De zakenman versus de gepassioneerde kunstenaar: ze botsen. “Dit staat bij me vast dat gij geen artist zijt”, zegt Tersteeg tegen hem.

Ook al betaalt zijn broer zijn huur, hij lijdt bittere armoede, en hij laat niet na daarover te klagen in zijn brieven.

“Het komt mij wel eens voor dat de prijzen der verschillende teeken- en schilderbehoeften soms afschuwelijk opgeschroefd zijn. Zoo dat bij het schilderen menigeen zich daardoor gedwarsboomd voelt. (…) Ik heb veel voorregten boven menig ander doch evenwel ik kan niet alles wat ik den moed en den lust zou hebben te ondernemen. De kosten zijn zoo veelzijdig, beginnende met model en voedsel en dak, eindigende met diverse verf en penseelen.”

En dan heb je ook nog wel eens tegenvallers:

“Ik heb nog een extra uitgaaf gehad doordat mijn schilderkist kapot raakte bij gelegenheid ik, door van een hoogen kant af te springen en van daar zoo snel mogelijk mijn boel te grijpen, uit den weg moest gaan voor een schichtig paard op het terrein van den Rijnspoor waar men de steenkolen oplaadt.”

Van Gogh baalt ervan dat de handelaren hem in een bepaalde richting willen sturen, terwijl hij zelf vrijheid nodig heeft voor de ontplooiing als kunstenaar.

“Voor wie bepaald zoekt uit te drukken ‘t brutale, ‘t breede en krachtige van de figuren is niet aquarel ‘t meest sympathieke middel.”

In 1882 krijgt Van Gogh dan een heuse, betaalde opdracht. Oom Cor ziet een tekeningetje van ‘het Paddemoes’, gezien vanaf de Turfmarkt. Vincent heeft ook al de Vleersteeg, de Geest en de Vismarkt getekend. “Kun je er twaalf van maken?” vraagt de oom. Vincent vraagt 2 gulden 50 per stuk. Hij krijgt dertig gulden. Hij stuurt er meer, maar oom Cor betaalt ineens maar twintig gulden, hoewel Vincent vindt dat hij het minstens evenveel waard was.

De hoek van het Spui met de St. Jacobstraat (ook wel Paddemoes genaamd) © Haags Gemeentearchief

In Van Goghs leven is ‘oprechtheid’ allesbepalend. Hij zou nooit een werkje hebben kunnen maken dat hij niet ‘meende’, alleen maar om zo naam te kunnen maken. Deze koppigheid brengt hem financieel naar de afgrond maar heeft hem op artistiek gebied gered. Hij noemt zelf in zijn brieven een paar keer de naam Matthijs Maris, die wegkwijnde omdat hij niet meer in staat was om in zijn eigen stijl te schilderen.

5. Sociale onaangepastheid breekt hem op

Ook op sociaal gebied draait het bij Van Gogh om oprechtheid. Maandenlang ziet Van Gogh Mauve niet, om hem in de duinen toevallig te ontmoeten. Hij vraagt waarom hij hem mijdt. “Gij hebt een venijnig karakter,” zegt Mauve. Van Gogh draait zich onmiddellijk om.

Pas later valt het kwartje: hij wordt afgewezen om zijn relatie met een van zijn modellen, Clasina Maria Hoornik (Sien), een ex-prostituee met een kind, en zwanger van een tweede. Voor hem was er geen twijfel: hij zou met haar samenleven, wat men er ook van denkt.

“(…) wat is beschaafder, fijgevoeliger, mannelijker, eene vrouw te verlaten of eene verlatene zich aan te trekken.” Ook andere contacten laten hem vallen. “Als Tersteeg zijn zin kon doen was ik ongelukkig en een verloren man – Sien zou hij geloof ik met groote koelbloedigheid zien verzuipen of zoo iets, en zeggen het heilzaam was voor de beschaafde maatschappij.”

Maar wie denkt dat Vincent alleen maar leed ervoer in Den Haag, zit ernaast. Het Haagse conflict verstevigt de relatie met zijn broer Theo, een van de weinige personen die niet oordeelt over de relatie. In de loop van 1882 wordt Vincent steeds productiever met schilderen, tekenen, schetsen en ontdekt dagelijks iets nieuws. Hij houdt zijn broer van alles op de hoogte via brieven, zoals wanneer hij Sorrow heeft getekend. Een vriendschap met de Utrechtse schilder Anthon van Rappard ontwikkelt zich. “Mijn pleizier is in het beter worden van mijn werk – en dat absorbeert mij meer en meer.”

Uilebomen in Den Haag centrum

6. Begin van Van Goghs ‘eigen weg’

Maar de hoge levenskosten in Den Haag baren hem grote zorgen. Soms komen schuldeisers langs.

“Hij kwam mij een standje maken dat ik zijn buurman pas betaald had en hem niet. En dat met ‘t noodige lawaai, vloeken, schelden &c. Ik zeg hem dat ik hem betalen zal zoodra ik geld ontvang maar ’t op ’t moment niet heb en dat is olie in ‘t vuur. Ik verzoek hem de deur uit te gaan en eindelijk duw ik hem de deur uit maar hij, misschien expres ‘t daarop latende aankomen, pakt mij bij den nek en gooit me tegen den muur aan en verder plat op den grond.”

Van Gogh denkt al een poosje over een vertrek naar Drenthe, waar Van Rappard goede dingen over heeft verteld, en waar het leven goedkoper is. Op dat moment scheiden ook zijn en Siens wegen. Hij verwijt haar te veel waarde te hechten aan haar in zijn ogen slechte familie:

“Zij zoekt mijn vertrouwen niet en maakt mij absoluut magteloos door wel aan eigentlijk haar vijanden haar vertrouwen te geven.”

En op 11 september 1883 pakt hij de trein naar Hoogeveen. Hij zwerft een beetje rond in Drenthe en niet veel later gaat hij naar Antwerpen; om ten slotte zijn beroemde perioden in Parijs en Arles mee te maken – plaatsen waar hij onbeschroomd zijn eigen kleurrijke, zonnige stijl ten toon zal stellen.

“Ik wil teekeningen maken die sommige menschen treffen.”

7. Het gebrek aan klik met de commerciële maatschappij

Eigenlijk viel Van Gogh met zijn neus in de boter van de Haagse School; waarom was er dan geen klik? Een verklaring ligt in zijn gepassioneerde en compromisloze aanpak. Voor iemand met zijn drang naar avontuur, was de Haagse School ‘te tam’ en te commercieel. Leg een doek van Anton Mauve naast Van Goghs latere werken en je beseft precies wat hij voelde. Het ene werk drukt vakmanschap uit, het andere werk temperament.

Een algeheel gebrek aan hartstocht deed hem verder zoeken naar inspiratie. In een brief aan zijn broer lijkt hij al de trend van commerciële hypes in kunst te signaleren:

“Vroeger werd er meer hartstogt gebruikt en bij het maken en bij het beoordeelen van werk. Men koos beslist deze of gene rigting, men koos energiek partij voor deze of die. Er was meer animo. Nu vermeen ik er een geest van grilligheid en satiété is. Men is laauwer in het algemeen.”

Het Haagse leventje is daar een afspiegeling van geweest. Hij schrijft zelf:

“Ik ben liever op de Geest of in een andere achterstraat, graauw – armzalig – slikkerig, somber, maar daar verveel ik mij nooit doch in die mooie huizen embêteer ik me en zich verveelen vind ik slecht, dus dan zeg ik, daar hoor ik niet & ik kom er niet meer.”

Bronnen: vangoghletters.org; haagsetijden.nl; codart.nl; kalden.home.xs4all.nl; vggallery.com; In de voetsporen van Van Gogh (uitgave Gemeentemuseum Den Haag 2005); Simon Schama: De Kracht van Kunst (uitgave Contact, 2007).

Meer lezen of kijken